Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 730]
| |
[Johannes Wilhelmus Bussingh]BUSSINGH (Johannes Wilhelmus) werd te Emmerik geboren den 15den Jan. 1727. Reeds op dertienjarigen leeftijd, had hij de Lat. School in zijn geboortestad doorloopen en zette daarna zijn studie voort aan de koninkl. hoogeschool te Duisburg, waar hij zich toelei op de beoefening van veel en velerlei vakken en zich vooral onder leiding van Christiaan Loers en Petrus Jansen toelei op de godgeleerdheid. Den 12den Jan. 1747 werd hij door de classis van Kleef toegelaten tot de evangeliebediening en al heel spoedig daarop vertrok hij naar Utrecht, ten einde hier den predikdienst waar te nemen voor den oudsten predikant van Noorden. Den 19den Juni 1747 beroepen te de Meern, werd hij er, als hij met goed gevolg den 31sten Oct. het peremptoir examen had afgelegd, den 26sten Nov. door prof. Voget uit Utrecht bevestigd. Van hier vertrok hij naar Delftshaven (ber. 30 Juli, afsch. 3 Nov., intree 10 Nov. 1754). Op Zondag den 25sten Sept. 1774 herdacht hij in de namiddaggodsdienstoefening (nadat zulks bereids des voormiddags gedaan was door zijn ambtgenoot Olivier Porjeere, met 1 Chr. XVI:36), hoe het toen 200 jaar geleden was, dat d.t.p. de Hervormde godsdienst begonnen was, door den eersten predikant Kornelis Christiani. De ‘drangreden daartoe (d.i. tot het herinnnering vieren) stelde hij aan de gemeente voor oogen, ontleent uit de geschiedenis der Reformatie, voornaamlijk met betrekking tot deze plaats, naar aanleiding van den honderdsten Psalm’. De toen gehouden preek verscheen in 't licht onder den titel: Jubelreden op het tweede Eeuwgetijde van den Hervormden godsdienst te Delfshaven 1774Ga naar voetnoot1). Waarschijnlijk is het toeteschrijven aan het feit, dat de vader en de zoon denzelfden naam dragen, dat men, den in 1774 dertienjarigen jongeling, gemaakt heeft tot den vervaardiger van de Jubelreden (cf. o.a. v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 1651). Den 14den Nov. 1779 hield hij met Philip. I:3-6 een jubileumsrede, herdenkende het feit, dat het toen 25 jaar geleden was, dat hij te Delftshaven gekomen was en den 20sten Maart 1782, hield hij, met Jes. XIX:28-30a, de lijkrede op zijn, den 17den Maart gestorven vriend en ambtgenoot P.C. Hugenholz. Enkele weken later slechts (hij stierf den 13den Mei 1782) volgde hij Hugenholz in het graf. ‘Zijne talenten van den predikstoel waren ongemeen, zijne leerredenen uitmuntende, keurige netheid in het bewerken van dezelve, bondig oordeel, doorkneede Bijbelkunde, Evangelische ernst, hartinnemende liefde tot zijne hoorders straalde daar in door. Zijn WelEerw. droeg de belangen zijner gemeente, steeds op zijn hart en was ijverig in al zijn werk.’ 's Mans stoffelijk overschot werd den 18den Mei in de kerk ter aarde besteld. Litteratuur: Boekzaal 1782a, blz. 586-588. |
|