[Melchior Burs]
BURS (Melchior), geboren te Middelburg omstreeks 1589 (niet 1607 zooals Nagtglas, ll. blz. 91 verkeerdelijk aangeeft), was de zoon van Gillis en werd op drie-en-twintigjarigen leeftijd, den 6den April 1621, te Leiden als student in de godgeleerdheid ingeschreven. Zeker is het dat, toen die inschrijving plaats had, hij zich reeds elders in de godgeleerdheid had bekwaamd, want reeds den 9den Jan. 1623, teekende hij het onderteekeningsformulier voor de proponenten in de classis Walcheren. Den 2den Juli van laatstgenoemd jaar was hij bereids predikant te West-Souburg. Terwijl hij hier stond, werd hem door de classis Walcheren opgedragen het ‘Kort Begrip’ wat de aanhalingen der teksten aangaat, in overeenstemming te brengen met de nieuwe bijbelvertaling en zoo zag in 1640 te Middelburg het licht:
Kort Begrip der Christelycker Religie, gestelt in Vragen en Antwoorden, tot onderwysinge der gener, die haer eerst willen begeven tot het gebruyck van des Heeren H. Avontmael, meerderendeel getrokken uyt den Nederlandschen Christelycken Catechismus. Nu meermaels neerstig oversien, merckelyck vermeerdert ende verbetert; alles naer de nieuwe oversettinge des Bybels, niet alleen dienstig den kinderen maer ook den meerderjarigen tot grooter ligt van de gronden der Christelycke Religie.
‘Het was reeds over veele jaaren by de Dienaaren des H. Woords binnen Middelburg uitgegeeven, en by herdrukking in 't jaar 1623 met texten tot bevestiging vergroot, welker getal in 1640 is vermeerderd, en naar de nieuwe overzetting geschikt, met eenige korte en klaare Aanteekeningen tot nader verklaaring.’
De bekende Francois Valentijn bracht dit geschrift over in de Maleische taal (cf. F. Valentijn, Oost-Indië, dl. III, stuk I, blz. 109).
Verdienstelijk heeft hij zich gemaakt in 1634 voor de kerk te Philippine, en na de overgave van Sas van Gent in 1644 (5 Sept.) aan Frederik Hendrik, ook voor de nieuwe gemeente, die te dezer plaatse ontstond. Zoo was hij b.v. hier werkzaam van den 15den Febr. 1645 tot den 13den Maart.
‘Ook wegens Souburg bracht hij soms moeielijke vragen ter sprake. O.a. of een persoon handelende in de vrijbuitvaart tot ouderling kon worden benoemd