Na afgelegd proponentsexamen bij het prov. kerkbestuur van Gelderland, werd hij in 1855 hulpprediker te Dordrecht, en ontving hij den 15den Mei 1856 zijn benoeming tot predikant in Ned. O.-Indië werwaarts hij, na den 20sten Juni van laatstgenoemd jaar te 's-Gravenhage bevestigd te wezen, vertrok. Achtereenvolgens is hij werkzaam geweest te Rembang en Japara (1857), te Soerakarta (1861). Met verlof naar Nederland 1865, te Cheribon (1868), te Poerworedjo (1869), te Samarang (1873). Met verlof in Nederland 1875, te Poerworedjo (1877), te Soerabaja (1878), te Batavia (1880). Voor de derde maal met verlof in Nederland in 1882, werd hij eervol ontslagen en gepensioneerd den 1sten Juni 1885. Vóór nog zijn pensioen inging, was de Bruyn bereids beroepen te Erichem, alwaar hij den 7den Juni, zes dagen dus nadat hem zijn pensioen verleend was, bevestigd werd. In 1892 kwam hij te Heeze en Leende, en den 21sten April 1895 te Emst. In laatst genoemde plaats arbeidde hij tot den 1sten Aug, 1900, toen zijn emeritaat inging. Hij vestigde zich metterwoon te Utrecht, waar hij stierf in 1903.
Bij uitnemendheid verdienstelijk heeft v. T. de B. zich gemaakt, door het schrijven van: de Hervormde kerk in Nederlandsch Oost-Indië onder de Oost-Indische Compagnie. 1602-1795. Arnh. 1884; Biographisch Woordenboek van Oost-Indische predikanten. Nijm. 1893 en Lijst van Krankbezoekers in Ned. Oost-Indië. 1902.
Litteratuur: Biogr. Woordenb. blz. 67. - C. Spoelstra, Bouwstoffen, enz. Amsterdam 1906, blz. XVI, XVII, XIX en XX.