toe frissche lichaam, in die welgesteltheit die het voorheen bezat, heeft konnen dienen.
Na zyne herstellinge deedt hy zyne inwyingsrede tot het professoraat: de mirabilibus verbi divini, et necessaria ad illorum intellectum mentis illuminatione’.
Den 4den Aug. 1739 volgde 's mans beroep naar Amsterdam, alwaar hij, na van Middelburg, den 6den Sept. afscheid genomen te hebben en den 20sten d.a.v. te zijn bevestigd, den 23sten in dienst trad. Hij heeft hier gearbeid tot den 30sten Maart 1748, toen hij, na een ongesteldheid van weinige dagen stierf. ‘Van de uitmuntende gaven en genadens, die de hemel gelegt hadt in dit broose vat, zal men liever geheel zwijgen, dan te weinig zeggen. Brieven van voorschryvens hadt hy in zyn tydt niet nodig. De groote gemeente, daar in hy als een getrouw dienstknecht de gerechtigheit van zijnen Heere boodschapte, was en blyft zyn brief, geschreven, toen hij nog in het vleesch was, in zyn hart, bekent en gelezen van alle menschen, en wel in 't byzonder de zulke die door zyn dienst zo zyn bewrogt, dat ze zyn openbaar geworden te zyn een brief van Christus geschreven niet met inkt, maar door den geest des levendigen Godts, niet in stene tafelen, maar in vleesche tafelen des harten. Niet zonder ontroeringe zag men onzen christen helt schoon het bouwvallig lichaam onder den last byna bezweek, den doodt als uittarten op den predikstoel, in zyne laatste leerredenen, zo op den jongsten bededag als de daar op gevolgde bedestont, en byzonder op den dag des Heeren, die onmiddelyk voor zyn sterven kwam, gehouden in het maar al te waarachtig voorgevoelen van velen, voor zwanen-zangen van de byna reeds verhemelde ziel hunnes teer beminden leeraars; tot wiens gedachtenis men veel vrymoedigheit vont om te zeggen: Amsterdam heeft den dienst genoten enes mans, dien nooit genoeg waarderen konden die hem recht kenden, en dien nooit recht gekent hebben, die hem niet in hoge waarde mochten gehouden hebben.’
Van hem bestaan:
Vier predikatien over het allerkrachtigste verband tusschen 's Heylands twee staten.
Men heeft van hem twee portretten, één door Quinkhard geschilderd en door Houbraken gegraveerd, met een Lat. vers van Is. Schorer predikant te Middelburg. Gerustelijk mag dus worden aangenomen, dat het gemaakt is in den tijd toen hij hier predikant was. Het tweede in zwartekunst door J. van Vilsteren, met een zesregelig gedicht van dezen graveur.
Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 1496: - Schotel, Kerkel. Dordrecht, dl. II, blz. 115 en 781. - Vooral Boekzaal 1748a, blz. 462-471. Uit het hier meegedeelde grafschrift blijkt, dat de Bruine den 5den April begraven is. Nagtglas, ll. dl. I, blz. 84 en 85.