predikende gestorven, alzo hy des Zondags voor den middag den 9 Aug. laestleeden in de groote kerk’ preekte over Eph. VI:14a.
Aleer de Bruine in zijn eerste gemeente optrad is er heel wat te doen geweest. Het gerucht, dat men te Nieuwbrongerga, het oog op hem had geslagen, was een steen des aanstoots voor de broederen in de classis van Zevenwouden, dewijl hij bij hen verdacht was die nieuwigheden te zijn toegedaan; welke men zeide dat van der Waeyen aankleefden en men verzocht den collator Dl. de Blocq van Scheltinga, ‘dat zyn WelEd. goede agt geliefde te nemen, dat te synder tyd in de gemeente mogte worden beroepen, een persoon gezond in leere en gevoelen.’ Niettegenstaande dit verzoek, werd de Bruine beroepen, doch de classis weigerde de approbatie: ‘so lang als het appel van de classis tegen de sententie der Deputaten Synodi, in de zaak van D. Flud. van Giffen niet was geëindigd.’ Opnieuw om goedkeuring verzocht, werd deze verkregen, ‘nadat alvorens de Bruine was gewaarschuwd, zich te onthouden van alle schadelijke nieuwigheden en in het bijzonder van de ‘22 artikelen, by gelegenheid der oneenigheden met van Giffen door de classis van Zevenwouden ontworpen en der synode van Dokkum overgeleverd.’ Na zijn bevestiging werd hij spoedig in nieuwe moeielijkheden gewikkeld ten gevolge van zijn tegenspreken en afkeuren van de nieuwe overzetting des bijbels, ja dit ging zoo ver dat hem in 1683 door de synode bevolen werd ‘van alle zoodanige stellingen en expressien in het tauxeren der overzettinge zich te onthouden, onder bedreiginge van swaardere censure.’ De oneenigheden met de classis bleven voortduren, wat er ten langen leste toe voerde dat hij in 1685 aan de synode te Bolsward verzocht: ‘dat zij toch een heilzaam middel mogt uitvinden, tot slissing en demping der oneenigheden.’ Gelukkig voor hem dat hij elders beroepen, de classis van Zevenwouden kon verlaten, en er op die wijze aan den twist een einde kwam. Dat de Bruine werkelijk onrechtzinnige gevoelens koesterde, is naderhand nooit gebleken.
Van hem getuigt Schotel ‘dat hij was een Cartesiaansch-Coccejaan, wiens leerredenen geheel in den geest waren van die van zijn leermeester van der Waayen.’ Zijne tijdgenooten roemen zijn schrander oordeel, en zijne buitengewone ervarenheid in de Oostersche talen.
Hij deed het licht zien:
Afscheidspredikatie van Dordrecht, uit Hand. XX:32. Dordr. 1705. |
Voorbeeld van de pligt van een Leeraar van 't N.T. Intreepredikatie in 's-Gravenhage, over 1 Cor. IX:16. 's-Grav. 1705. |
Eerste beginselen der woorden Gods, of eenige aaneengeschakelde waarheden, die als regte beginselen zeker, klaar en vooral noodig zijn, om in de ware en zaligmakende kennis van Gods Heilig Woord kragtig toe te nemen. Wezel. |
v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 1495 vermeldt een editie van 1707, die het licht zag te 's-Gravenhage, en voegt er aan toe dat het ‘door de schrijvers der Unschuldige Nachrichten von alten und neuen Theol. Sachen (1707, S. 415), eene geleerde Catechismus, duidelijk en net, in vragen en antwoorden opgesteld, genoemd wordt en vijf malen herdrukt is, de laatste maal onder den titel van: Eerste beginselen der Woorden Gods, met eene belydenispredikatie; de 5de druk vermeerdert met de Afscheidsen Intreepredicatie van Dordrecht en 's-Gravenhage. Amst. 1740.
In 1707 zag het licht bij J. Kitto te 's-Gravenhage:
Eerste beginselen der woorden Godts, of eenige aaneengeschakelde zekere, klaare