Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 660]
| |
[Daniël Brouerius]BROUERIUS (Brouwerius, Browerius, Brouwerus, Daniël) aanschouwde het levenslicht te IJhorst in Overijsel en werd, na tot den predikdienst te zijn bevorderd, den 12den Juli 1649 predikant te Hellevoetsluis. Gerecommandeerd door de Brielsche classis, kreeg hij een ‘aanstelling in Indië’, alwaar hij, na den 22sten Nov. 1650 vertrokken te zijn, den 3den Juli 1651, en wel te Batavia arriveerde. Predikant te Amboina van 1652-1654, weigerde hij naar Banda te trekken, toen hij derwaarts beroepen was, maar toch is hij er eindelijk heengegaan. Als wettig predikant verliet hij Banda in Aug. 1656 en kwam hij den 16den Oct. te Batavia, alwaar hij met veel vrucht in het Maleisch predikte. Terug te Amboina in 1657, bleef hij daar tot het laatst van 1658, toen hij naar Nederland repatrieerde. Predikant te Geertruidenberg, werd hem later op zijn verzoek toegestaan weer in Indië tot den kerkdienst te worden toegelaten en in 1668 derwaarts vertrokken, kwam hij den 25sten Febr. 1669 voor de tweede maal te Batavia aan en was er bij de Maleische gemeente werkzaam ‘als een behulp.’ 19 Nov. 1671 werd hij beroepen naar Ternate en vertrok hij derwaarts in 't begin van 1672. Hij is aldaar overleden in Jan. 1673. ‘De gouverneur-generaal Maatsuiker zeide van Brouerius, dat hij hem hield voor een man, ‘die zich in veel onlusten verweeret had’. ‘Met het oog (aldus van Troostenburg de Bruijn) op de omstandigheden, waaronder hij leefde, vonden wij in die woorden eene lofspraak. Bor, Amboinse oorl. noemt hem “een gau persoon in het Latijn en Maleisch, ook geslepen op staatszaken”, zoodat hem zelfs eene politieke zending naar Makasser kon opgedragen worden’. Toch is hij een driftig en opvliegend man geweest, die zich vooral in Indië, meermalen in moeielijkheden heeft gebracht. Toen hij te Geertruidenberg predikant werd, had hij in het Maleisch vertaald: Genesis, het N.T. en Hosea. ‘22 Aug. 1661 bood hij aan Heeren XVII voor den druk aan, zijne Maleische vertaling van de boeken van Mozes en de Zendbrieven. Aanvankelijk werd de vergadering daarvan afgeschrikt door “de impertinentiën en extra-vagantiën, door hem bij verscheiden gelegenheden gebruikt”; men wilde zich in den beginne niet met hem inlaten; maar toen hij zelf in persoon den 29sten Sept. 1661 zijn vertalingen kwam aanbieden, besloot men met Genesis een proef te nemen. Den 25sten Nov. 1661 scheef hij uit den Haag een brief aan H.H. XVII over zijn beroep tot predikant naar Oost-Indië. Zijne 2 brieven, in den vorigen zomer aan de H.H. Majores ingeleverd, handelden alleen over het laten drukken en overzetten van eenige boeken der H. Schrift in de Maleische taal. Hij had vroeger zijn dienst aangeboden om alles in de Mal. taal over te zetten, wat nuttig en dienstig geoordeeld en hem geordineerd zou worden. Op zijn verzoek, in de 2de vergadering des jaars 1661 ingeleverd, “had hij apostil en ordere gekregen, van 't eerste boek Mozes te laten drukken.” De vertaling van het eerste bijbelboek zag het licht te 's-Gravenhage in 1662. Van deze uitgaaf wordt gezegd, dat ze hoogst zeldzaam is. De “Opdragt aan Bewindhebbers in Holland en Zeeland” is gedateerd 2 Maart 1662Ga naar voetnoot1)’. De vertaling van het N.T. verscheen in 1668 te Amsterdam. Brouwer verzocht | |
[pagina 661]
| |
in Juni 1670, dat die vertaling in de kerk mocht gebruikt worden, en er werd besloten dit ‘in bedenking te zullen nemen.’ ‘Dit - zegt Valentijn - schijnt mij toe, enkel uit nijd en onkunde van dezen of genen, die aan Br. voor zooveel moeite die geringe eer nog misgunde en zelven niet in staat waren er over te oordeelen, tegengehouden te zijn, terwijl er niets harders is voor een man van naarstigheid, dan dat over zijn werk nijdige of onkundige menschen, die zelven te lui of onbekwaam zijn, om iets groots en ongemeens ten dienste der kerk te ondernemen, over zijn werk moeten oordeelen, waarover men de uitspraak (mijns bedunkens) aan geen anderen behoorde over te laten, dan die ten minste de taal, waarvan sprake is, verstaan.’ De Maleische vertaling werd op de school te Taroena gebruikt. Litteratuur: C.A.L. van Troostenburg de Bruijn, Biogr. Woordenb. enz. blz. 60 en 61. - Id. De Herv. kerk in Nederl. O.-Indië, reg. i.v., vooral blz. 411-413. |
|