[Balduinus ter Braak]
BRAAK of BRAEK (Balduinus ter) geboren te Groningen in 1697, werd den 5den Oct. 1717 als min. cand., ingeschreven als student te Leiden (Alb. Stud. kol. 855). Bevorderd tot proponent in de classis Leiden (1 Mei 1720 perempt. geëxamineerd), werd hij in 1720 beroepen (17 Maart) te Katwijk aan Zee (bev. den 2den Juni). Een minder goed levensgedrag werd oorzaak dat hij in 1732 uit zijn dienst werd gedeporteerd door de classis Leiden, die dit niet deed dan na zeer ernstig en nauwgezet onderzoek. Ter synodale vergadering van dat jaar, gehouden te Delft, was Ter Braak tegenwoordig en had hij een ‘gedrukte defensie’ ingediend, wat oorzaak werd dat de zaak commissoriaal werd gemaakt. Het praeadvies der commissie luidde, dat de classis van Leiden volkomen goed had gehandeld en het door haar uitgebracht praeadvies werd dan ook door de synode in een resolutie veranderd (part. syn. Delft 1732, art. 3). In 1733 verzoekt Ter Braak aan de synode, dat het haar believen moge hem te stellen ‘onder opsigt van den kerkenraad van Leyden’. Dit verzoek werd toegestaan. (Zie act. part. syn. Z.H. 1733 art. 4; 1734 art. 6; 1735 art. 8; 1736 art. 7), doch niet vóór 1737 werd hij tot de avondmaalsviering toegelaten (cf. part. syn. 1737 art. 4). Het volgende jaar (1738) werd hij op ‘getuygenisse van de consistorie van Leyden en favorabel praeadvis van de heer commissaris politycq weder tot den predikdienst toegelaten’ op voorwaarde dat hij een boetpredicatie zal doen (syn. 1738, art. 1), wat hij dan ook deed te Leiden in de Pieterskerk voor den kerkeraad, naar aanleiding van Jesaja VI:5-9, en deze leerrede beviel zoo goed, dat hij weer tot den openbaren predikdienst werd toegelaten (syn. 1739, art. 2). Aldus weer in zijn eer hersteld, werd Ter Braak benoemd tot rector aan de Lat. school te Woerden, werwaarts hij zich nu metterwoon
vestigde. ‘Dog in den jaare 1742 is tot smertte van de gansche christ. synodus weederom een notabel staaltje ter beswaaringe van den voorgemeldte Baudewijn Ter Braak, door de E. classis van Woerden etc. aan de christ. synodus bekendt gemaakt (syn. Dordr. 1742, art. 25). De verzoeking niet kunnende weerstaan, had hij op het Kerstfeest van 1741, toen hij voor de gemeente te Bodegraven zou optreden, zich weer aan den drank te buiten gegaan en wel in zóó groote mate, dat hij, ofschoon de menschen reeds in de kerk waren, niet derwaarts kon gaan, om te preeken. Schorsing van 6 maanden was hiervan het gevolg. Later komen van hem geen dergelijke buitensporigheden meer voor, maar ofschoon van de censuur ontheven en tot de avondmaalsbediening toegelaten, mocht hij toch in 1743 nog niet preeken. (Syn. Delft 1743, art. 23).
Ter Braak had een vruchtbare pen en heeft heel wat geschreven. O.a.:
Melk der zuigelingen. Leiden 1724. |
Eerste melk der kinderen. Leiden 1725. |
Zede en mengelstoffen vervattende XX Predikaetsien over sommige voorname deugden der Christen; als mede over enige byzondere Keurstoffen des O. en N. Testaments .... Leiden 1731.
Uitlegging over het boek der Proofeetsyen van Jesaias, door Kampegius Vitringa in het Latijn geschreven en uit deze taal overgezet door B. Ter Braak v.d.m. en rector der Lat. schole te Woerden. Leiden 1739 en 4o 4 dln.