Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1

[Herman van Bracht]

BRACHT (Herman van) bevorderd tot proponent in de classis Dordrecht ten jare 1714, werd in 1717 beroepen te Brandwijk, alwaar hij den 18 Juli 1717 zijn werk aanvaardde. Van hier vertrok hij naar Hardinxveld (ber. Sept. 1722, bev. den 25^sten Juli 1723 door Ds. J. Knibbe uit Kedichem), welke plaats hij in 1728 verwisselde met Londen, waar hij den 11^den Sept. van dat jaar beroepen werd, om er in Nov. in dienst te treden. Hier stierf Van Bracht in den zomer van 1735.

Hij schreef:

Kerkelyke redenvoeringen over den Christelyken Godtsdienst; betoogt en tegen de zwaarigheden der onchristenen verdedigt: uitgesproken te Londen. Gorinchem 1732. (Zie Boekzaal 1732b, blz. 468-475)^2).

Ook schijnt Van Bracht beoefenaar geweest te zijn van de dichtkunst.

Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 1146. Zie merkwaardige bijzonderheden

2) Hiervan zag een 2de druk het licht in 1739 te Gorinchem. De voorrede schreef H. Vink pred. d.t.p. Deze werd ook afzonderlijk uitgegeven met een stuk over den Joodschen Sabbath afkomstig van H. van Bracht en dat in den 1sten druk niet voorkomt.

[p. 556]

over de familie Van Bracht bij Schotel, Kerkelijk Dordrecht, dl. I, aanteekening 4 op blz. 369-371.