Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Tieleman van Bracht]BRACHT of BRAGHT (Tieleman van of), zoon van Jan van B. een lakenbereider te Dordrecht, werd d.t.p. geboren den 29sten Januari 1625. Vroegtijdig reeds voelde hij zich aangetrokken tot de studie der fraaie letteren en bekwaamde hij zich in de klassieke talen, het Hebreeuwsch, Fransch en Hoogduitsch. Na volbrachte studie aan het seminarie te Amsterdam, werd hij in 1648 aangesteld tot predikant te Dordrecht, alwaar hij zijn betrekking van Doopsgezind leeraar met grooten lof en veel stichting waarnam, gedurende een tijdvak van 16 jaar. Hij stierf den 7den Oct. 1664 in de nabijheid van Moordrecht en werd in de groote kerk te Dordrecht begraven. Op zijn grafzerk staat gebeiteld: Hij die aan 't weerloos volk, een zuil was in haar kerk,
Nadat hij zestien jaar had 't Leer-ambt waargenomen,
Is hij die kudde ontrukt, besloten in dees zerk:
En wacht d'opstandinge der dooden, met de vroomen.
Over strijdvragen is hij dikwijls in aanraking gekomen met de Hervormden. Zoo had hij o.a. te Oud-Beierland, den 8sten April 1663, van des avonds 6 uur tot des nachts 2 uur, een dispuut met den predikant Gerardus Aemilius, over den kinderdoop (cf. S. Bl. ten Cate, Geschiedenis der Doopsgezinden. 1ste deel. Amst. 1847, blz. 197-199) en in 1650 werd hij voor den Herv. kerkeraad te Dordrecht ontboden, om zich te verantwoorden dewijl hij ‘onlanx, in de marckschuyt op Rotterdam, grotelijx tot nadeel van leere en waerheyt der belijdenisse onser kercke gesprooken hadde.’ Het kan, hierop lettende, dan ook stellig geen verwondering baren dat men zijn werkje: De schole der zedelycke deught, geopent voor de kinderen der christenen. Dordr. 1657 (een 17de druk verscheen in 1783 te Amsterdam en in 1824 werd het nog herdrukt te Sneek), als een ‘schandelijk boekje van dezen Mennonyt’ uit de scholen weerde, wijl het ‘sonder visitatie’ gedrukt was. Dr. C.B. Hylkema (Reformateurs. 1ste stuk. Haarl. 1900, blz. 135) toont aan dat Van Bracht een der voornaamste hoofden van de ouderen was en aangewezen wordt (in de Reductie) als de hoofdaanlegger van het Leidsche Concept, dat ten doel had om Galenus te doen vallen. Het meest bekende geschrift van hem is: Het bloedigh tooneel der Doops-gesinde, en weereloose christenen, die om het getuygenisse hares Salighmaeckers geleden hebben en gedoodt zijn, van Christi tijdt af, tot dese onse laetste tijden toe. Mitsgaders, een beschrijvinge des h. doops, ende andere stucken van den godsdienst, door alle deselve tijden geoeffent enz. Dordr. 1660. Van dit werk heet het dat het voor ‘het grootste gedeelte niets is dan de letterlijke herdruk van de Historie der vrome getuigen Jesu Christi, het zoogenaamde ‘oude martelaarsboek van 1631, door Van Braght alleen verbeterd en aangevuldGa naar voetnoot1). Naar den tweeden druk, die in 1680 te Amsterdam het | |
[pagina 555]
| |
licht zag, maar waarvan men niet weet door wien hij bezorgd is, en welks titel aldus luidt: Het bloedig tooneel, of Martelaers spiegel der Doops-gesinde of Weereloose Christenen enz., is dit boek algemeen bekend onder den naam van: Martelaers spiegel. (Er tegen schreef C. Schotanus, Gronden der Mennisterij, of waerschouwinghe over den Martelaarspiegel van T.J. van Bracht. Leeuw. 1671). J, Bout, gaf er in 1699 een uittreksel van in 't licht te Haarlem, onder den titel: 't Merg van de historie der martelaren. 51 Predicatiën. Amst. 1670Ga naar voetnoot1). Onder de door hem vervaardigde gedichten is er een, dat tot opschrift heeft: Gewichts-kruiwagen tot opvoering der stad Dordrecht. Litteratuur: S. Blaupot ten Cate, Geschiedenis der Doopsgezinden in Holland, Zeeland, Utrecht en Gelderland. 1ste deel. Amst. 1847, blz. 197-199 en 285-287. Catal. van de bibl. der vereen. Doopsgezinde gemeente, 2de deel, reg. i.v.v.d. Aa, ll. dl. II, reg. i.v., v.d. Haghen, Bibliogr. des Martyr. Protest. Néerl. II Recueils. La Haye 1890, p. 21-77. Glasius, ll. dl. II, blz. 148-150. Prof. Cramer, Doopsgezinde Bijdrage, 1899 blz. 65-164. |
|