Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Johannes Boskoop]BOSKOOP (Johannes) geborenGa naar voetnoot1) te Rotterdam, werd den 17den Sept. 1732 te | |||||||
[pagina 527]
| |||||||
Leiden ingeschreven als student in de godgeleerdheid. Proponent in de classis van Leiden en Nederrijnland (6 Nov. 1735, na afgelegd praep. examen ten overstaan van Prof. Johan v.d. Honert), werd hij in 1736 beroepen te Kethel, en hier, na afgelegd peremptoir examen (18 Oct. in de classis van Delft), den 4den Nov. bevestigd. Hij is hier werkzaam gebleven tot den 24sten Maart 1739, en was achtereenvolgens predikant te Rijswijk (ber. 15 Dec. 1738, bev. 1 April 1739-18 April 1740), te Utrecht (ber. 18 Febr. 1740, bev. 1 Mei 1740-30 Jan. 1746), te Amsterdam (ber. 28 Dec. 1745, bev. 6 Febr. 1746). In laatstgenoemde plaats, arbeidde Boskoop nog ruim 26 jaar tot den 1sten Juni 1772, toen hij stierf ‘in het 59ste jaar zijner leeftijd’. Een week vóór zijn dood, immers den 24sten Mei, had hij zijn dienstwerk nog in het openbaar vervuld, predikende over Jes. III:22 en was ook nog voornemens op den volgenden Hemelvaartsdag, den 28sten te prediken, maar moest daar van afzien. In een zeer korte levensbeschrijving van hem (Boekzaal, 1772a blz. 733-735), lezen we van hem dit loffelijk getuigenis: ‘Sedert den 6 Febr. 1746 heeft zijn Eerw. alhier met veel yver en hertelykheid, zelfs dikwerf meer als iemand met reden zoude hebben kunnen vergen, ja op het laatst boven zijne kragten zeer getrouw zig gekweeten in des Heeren werk, en den tijd van bijna 36 jaren het Euangelium der zaligheid, benevens de eeuwigduurende goddelijke Zedenwet met veel opgewektheid en vrugt verkondigd’, terwijl dan later nog eens getuigd wordt dat hij ‘van zijn tederlievende gemeente hartelijk betreurd wordt’. En gesticht heeft hij ‘met zijn stemme, maar ook met zijn penne’. ‘De overledene (die gehuwd was met Johanna Bontekoning) is op Saturdag avond den 6den Juny in de Oude kerk (te Amsterdam) begraven en de lykpredicatie is onder een groot aantal van toehoorderen gedaan door den WelEerw. Godz. en zeer geleerden Heere D. Winoldus Budde, des overledenen amptgenoot, over Jes. LVII:1 en 2. “De rechtvaerdige komt omme” enz.’ Van hem zag het licht:
| |||||||
[pagina 528]
| |||||||
Er bestaan portretten van Boskoop, gegraveerd door Joh. Folkema, door Houbraken naar een schilderij van J.M. Quinckhard en door idem naar een schilderij van H. Pothoven. Het laatste portret heeft dit bijschrift: Dus stelt de kunst het beelt van Boskoop ons ten toon:
Wij kunnen in 't gelaat nog d'eedle vriendschap lezen,
Vorst Jezus bruit beschouwt haar Godsvolk in dit wezen,
De godgeleertheid juicht, en kent haar echte zoon:
Ja zelfs de Waarheid dreigt, door Godsvrucht aangedreven,
Dien Amstelpriester, in dit beelt, een kus te geven.
Er bestaat ook een vers op hem van O. Arntzenius uit 1762. Litteratuur: Boekzaal, 1772a blz. 733-735. v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 1031 en 1032. |
|