[Theodorus van der Bell]
BELL (Theodorus van der) werd den 19den Sept. 1720 geboren te St. Annaland, als zoon van Johannes, predikant aldaar (1699-1721) en van Cornelia van der Schoor. Na voldoend voorbereidend onderricht ontvangen te hebben werd hij den 18den Aug, 1739 (cf. Album Stud. Acad. Lugd. Bat., Kol. 977) ingeschreven als student te Leiden, om den 14den Mei 1744 door de classis van Delft, praeparatoir te worden geëxamineerd, waarna hij den 3osten Juli beroepen werd te Rockanje. Peremptoir geëxamineerd den 10den Dec. 1743, werd hij in zijn eerste gemeente bevestigd den 5den Jan. 1744, door Johs. van Slijk, pred. te Nieuwenhoorn met Zach. 14:20, om des namiddags zijn dienstwerk aan te vangen met 1 Corinth. XIV:20. Beroepen te Rijnsburg, preekte hij den 2den Jan. 1752 zijn afscheid te Rockanje met Philip. I:27, waarna hij den 16den d.a.v. in zijn nieuwe standplaats bevestigd werd door Ds. Adr. Oudeman uit Noordwijk met 1 Petr. IV:11a; terwijl hij zijn werkzaamheid in deze gemeente begon met Koloss. I:25-29.
Te Rijnsburg is van der Bell gebleven tot zijn dood, die hem den 30sten Maart 1794, op ruim 73 jarigen leeftijd overviel. Van hem wordt getuigd dat hij, in het werk zijns Heeren heeft gearbeid, met eene voorbeeldige getrouwheid en ijver, welke hem de achting van allen, die hem kenden, bezorgd heeft. - Met veel opgewektheid had hij nog den 5den Jan. 1794 zijn vijftig-jarig jubileum herdacht, bij welke gelegenheid hij des morgens sprak voor zijn gemeente over 2 Petr. 1:15 en des namiddags uit Psalm 116:12.
Van hem zag het licht:
Het zwaarwichtig werk van een getrouw Leeraar, voorgestelt en aangedrongen uit 2 Tim. IV:1-5, ter bevestiging van Hub. Swanenburg te Zwartewaal (4 Jan. r750). Rott. 1750. |
Leerreden bij gelegenheit der inhuldiging van Prins Willem den V, uit 1 Chron. XI:1-3. Leiden 1751. |
Des Heeren Wonderweg, enz. Leiden 1771. |
Vervolg van des Heeren Wonderweg, enz. Leiden 1771. |
De dankbaarheid als eene noodzakelijke Pligt voorgesteld. Leerrede. Amst. 1774. (Uitgeg. op het 2de eeuwgetijde van Leidens beleg en ontzet, 3 Oct. 1774). |
De Wijsheid, Kennis en vreeze des Heeren, als de vaste steunsels en grootste schat van een land en volk, voorgesteld in een leerrede. Amst. 1775. (Uitgeg. op het 2e eeuwget. der Leidsche hoogeschool, gevierd 8 Febr. 1775). |
Litteratuur: Boekzaal 1743b blz. 241 en 243. 1744a blz. 96. 1751b blz. 349. 1752a blz. 100. r794a blz. 459. v.d. Aa, ll. dl. II blz. 392 en 393. Nagtglas, Levensber. v. Zeeuwen, 1ste afl. blz. 29. In de verzameling van het Z. gen. v. Wetensch. is een brief dd. Rhijnsburg 25 Maart 1788 met de toezending van zijn portret en de opgaaf van enkele bijzonderheden aan J.W. te Water; als mede een brief dd. 23 Mei 1791, aan zijn neef, den Leidschen predikant Roldanus,