[Paul Bauldry]
BAULDRY (Paul), heer van Iberville, werd in 1639 geboren uit Paul en Anne Mazuré. Hij volgde eerst de lessen aan het college te Quévilly en ging daarna studeeren te Saumur, waar hij het onderricht genoot van Tanegui le Fèvre, Louis en Jacques Cappel, Amyraut en Josué de la Place. Van Saumur ging hij naar Oxford, alwaar hij verscheidene jaren vertoefde en waar hij zich in hoofdzaak bezig hield met het onderzoeken der schatten van de rijke bibliotheek. Terug te Rouaan wijdde Bauldry zich aan het kerkelijk leven in zijn geboorteplaats, en lei hij zich toe, onder leiding van een muzelman, bepaaldelijk voor dat doel uit Engeland meegebracht, op de beoefening van het Arabisch. Hij huwde in 1682 met Madeleine Basnage, dochter van Henri, heer van Francquenay.
Tengevolge van het toenemen der maatregelen tegen de Hervormden door Lodewijk XV, besloot hij naar Engeland te trekken, maar door den invloed zijner vele vrienden, die hij hier had en die de regeering van de stad Utrecht wisten te bewerken, werd hij den 4den Mei 1685 benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in de kerkgeschiedenis. Niet echter dan met de grootste moeite gelukte het hem Frankrijk te verlaten. Vermond als knecht van een kapitein, wiens geheimhouding hij voor 500 gulden had gekocht, ontsnapte hij. Zijn goederen werden verbeurd verklaard, maar zijn kostbare bibliotheek kwam, met die van Basnage in ons land. Den 14den Oct. 1686 aanvaardde hij zijn ambt met een oratio inauguralis De antiquo more convertendi haereticos, multum dissimili ei qui nunc viget in Galliis. Den 11den Maart 1695 werd hij gewoon hoogleeraar. Hij stierf den 16den Febr. 1706.
Van hem zag het licht:
Eloge de Matthieu de Larroque, min. de Rouen. Nouv. de la république des lettres. Mars 1684. |
Firmiani Lactantii de mortibus persecutorum. Traject ad Rhen. 1692. |
Réflexions critiq. sur le chap. 33 vers 3 de Job. Geplaatst in Hist des ouvr. des savants. Août. 1696. |
Lettres sur le même sujet. (Id. Juil 1697). |
Dissert. epistol. in duo N.T. loca (1 Tim. III:16 et Jean XIX:14). Deze verhandeling is geplaatst in de Biblioth. nov. lib. Neocori (Kuster) 1697. Aangevallen, verdedigde hij zich in een Epistola ad L. Neocorum. Id. 1699. Nogmaals bestreden, vatte hij opnieuw de pen op en schreef in hetzelfde tijdschrift: Epistola alterius viri docti itidem ad L. Neocorum data cet.
Nouvelle allég. ou Hist. des derniers troubles arrivés au royaume d'éloquence,