[Hendrik Sander Balsem]
BALSEM (Hendrik Sander), geb. in 1833 te 's Hertogenbosch, werd den 27sten Augustus 1850, op zeventienjarigen leeftijd, ingeschreven als student in de godgeleerdheid aan de universiteit te Leiden. Toegelaten tot de evangeliebediening door het prov. kerkbestuur van Groningen in 1855, werd hij eerst hulpprediker te 's Gravesande in 1856, daarna predikant te Nootdorp den 9den Aug. 1857. Hier werd hij den 9den Oct. 1863 benoemd tot pred. in N.O.I. Hij preekte er den 14den Febr. 1864 met Joh. XVa afscheid, om drie dagen later (17 Febr.) door zijn broer N.C. Balsem, die daarbij sprak over het geloof in Gods liefde als verheven boven de raadselen dezes levens, naar Ps. 97:2 en 1 Joh. 4:8, tot de evangeliebedieding in N.O.I. te worden ingeleid.
Achtereenvolgens was hij predikant te Amboina (1864), Pasoeroean (1869), Semarang (1873), Soerabaja (1874) en gedeporteerd in 1877, werd hij nog in datzelfde jaar beroepen (4 Juli) te Beek en Ubbergen, om hier den 2den Sept. bevestigd te worden door F. van Leeuwen uit Oosterwolde. In deze gemeente is Balsem werkzaam gebleven tot den 13den Nov. 1898, toen hem door prov. kerkbestuur van Gelderland, een eervol emeritaat werd verleend. Na zijn ontslag uit den dienst vestigde hij zich te Nijmegen, waar hij den 29sten Dec. 1903 overleed.
In 1876 schreef hij in de Herv. een reeks artikelen over de zending, later overgenomen in het te Soerabaja onder redactie van Ds. Schagen van Soelen uitkomend blad Onze Getuigenis. Veder schreef hij nog in eerstgen. blad, brieven aan Ds. Wiersma (dest. pred. in de Minahassa), over het inl. onderwijs (28 Juni 1879), over het hulppredikerschap in Indië (10 Oct. 1885) en over andere onderwerpen. Nog schreef hij in de Kerkel. Courant (10 Mei 1879) over de positie van den Ind. pred., Bijblad der Herv. (12 Apr, '84) over hetzelfde onderwerp aan Ds. de Jong te Salatiga; recensie van v. Troostenburg de Bruyn's Gesch. der Herv. Kerk in Indië (1884) en van Perelaers de Opiumkwestie, in de Bibl. voor Mod. Theologie, schreef hij over de zending, naar aanl. van het werk van Langhaus; ook over de zending en de moderne richting, over de zending en de Molukken, als een gevolg van het schrijven van