Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Lambertus van Baerle]BAERLE (Lambertus van), geb. te Z. Bommel den 18den Febr. 1592, als zoon van Caspar en Cornelia Eerdwijns. Hij bezocht eerst de Lat. School te Dordrecht en voorzien van een getuigschrift van zijn rector, den beroemden G.J. Vossius, gelukte het hem, vooral door middel van Petr. Bertius, een plaats te verkrijgen als alumnus in het staten college, terwijl hij in 1611 bursaal werd van de stad Brielle, waarna hij den 31sten Mei 1611 als student aan de Leidsche universiteit werd ingeschreven. Naar 't schijnt was de regeering van de stad Brielle nog al goed voor hem, want in 1615 ontving hij 18 ponden en den 17den Nov. 1618 werd hem nog eens tot zijn ‘affscheyt uyt het college Theol. te Leyden’ 200 ponden, tegen 40 gr. het pond, ‘uyt den ontvangh van de ecclesiastique’ goederen toegeleid. Van 1619-1628 is Lambertus, ambassade-predikant geweest te Parijs, bij onzen gezant aldaar Gideon van Boetselaer, Heer van Asperen, Langerak, enz. Verdacht van de gevoelens der Remonstranten te zijn toegedaan, besloot de cl. Leiden een brief te schrijven ‘aen de gedeputeerde des synodi, ten eynde sy den Heere van Langerack daer van souden verwittigen (cf. acta cl. Leiden Nov. 1620)’. Dit is niet gebeurd (cf. id. 2 Maart 1621), wat oorzaak werd, dat men besloot de zaak te brengen voor de synode, die in dat jaar zou gehouden worden (cf. id. 29 Juni 1621). Of de zaak ter tafel is gebracht of niet, blijkt uit de acta niet, maar stellig is, dat van Baerle in zijn functie bleef. In 't vaderland terug, kwam hij te Leiden, alwaar hij den 22sten Mei 1628 (cf. Album Stud. Kolom 210) opnieuw als student werd ingeschreven. Dan al spoedig hierop werd hij aangesteld tot conrector te Amsterdam aan de Oudezijds Lat. school, op een jaarwedde van 460 gulden, benevens vrije woning, terwijl den 29sten Jan. 1628, zijn tractement verhoogd werd tot 510 gulden. Als conrector schreef hij Epinicium in expugnationem Sylvae Ducis urbis fortis- | |
[pagina 289]
| |
simae et hactenus invictae, duce et auspice Frederico Henrico Arausionensium Principe. Amst. 1629. Dit werkje is opgedragen aan de regeering van de stad Amsterdam. Een groote en gewichtige verandering greep voor hem plaats in 't jaar 1641. Den 25sten Jan. van dat jaar nl. was te Leiden overleden prof. J. Hoelzlinus. Toen Caspar dit te weten kwam, wendde hij alle mogelijke pogingen aan, om zijn broer Lambertus, tot diens opvolger benoemd te krijgen. In een brief aan den curator van der Myle, schreef Caspar, ter aanbeveling o.a. ‘Latinas literas et quae ad Romani sermonis puritatem et elegantiam faciunt, probe novit. Graecis non tinctus, sed imbutus est. Epigrammata Graeca scribit non sine ingenio. Quin et cum necesse est, Graece loquiter’ (cf. Casp. Barlaei; Epistolarum liber. Amstel. apud Joa. Blaer. 1667. p. 834-836) en later nog eens ‘In Galliis linguam Graecam excoluit sedulo, ut saepe mihi tum temporis epigrammata Graeca transmiserit, quae D. Cunaeo p.m. cognato meo perplacebant. Gallia relicta, scholae hic conrectorata functus est, summa cum laude, D.D. consulibus, curatoribus, discipulis suis charissimus. Cum peritia linguae Graecae junxit Latinae et Gallicae et Italiae linguae studia’ (Id. p. 840 et 41). Stellig heeft de machtige invloed van Caspar geholpen, want den 25sten Juni 1641 werd Lambertus benoemd en den 22sten Oct. aanvaardde hij zijn betrekking met het houden eener oratio inauguralis: De Graecarum literarum praestantia ac utilitateGa naar voetnoot1). Met Constantijn l'Empereur, professor controversiarum aan Leiden's academie, heeft hij zich heel wat moeite getroost, om een nieuw-Grieksche vertaling het licht te doen zien van de symbolische en lit. geschriften onzer kerk, welke arbeid ondernomen was, door Meletius, archiepiscopus en metropoliet van Ephesus en Hierotheus, archimandriet van CephaloniëGa naar voetnoot2). Van Baerle, stierf den 17den Juni 1655. Behalve de 2 genoemde geschriften gaf hij nog uit Lucianus' Timon met noten en een commentaar op de Theogonia van Hesiodus. Litteratuur: Dr. L.A. v. Langeraad; De Nederl. amb. kapel te Parijs. 1ste dl. 's Gravenhage 1893. blz. 56-64. Hier is alles te vinden wat op hem betrekking heeft. Zie ook nog Dr. E.J.W. Posthumus Meyes; Jacobus Revius. enz. Amst. 1895. blz. 242. |
|