[Kasparus Aukema]
AUKEMA (Kasparus), werd geboren te Amsterdam, den 22sten Mei 1666, als zoon van Bartholomeus en Maria van Beringen. Reeds op zeer jeugdigen leeftijd verloor hij zijn vader; doch de moeder, die bij uitnemendheid voor zijn opvoeding zorg droeg, zond hem reeds op zijn negende jaar naar de Latijnsche school in zijn geboortestad, alwaar hij tot zijn 16de jaar, de lessen volgde. Nadat hij deze inrichting van onderwijs verlaten had, studeerde hij 7 jaar in de wijsbegeerte, oostersche talen en godgeleerdheid aan de academie te Franeker en aan de illustre-school te Amsterdam, waar hij de lessen volgde van Alexander de Bie, Johannes de Raei (in de wijsbegeerte), Jacobus Rhenford (in de oostersche talen) en van Johs. van der Waeyen, Campegius Vitringa, Ludov. Wolsogen en Gerbrand van Leeuwen (in de godgeleerdheid). Vooral de laatstgenoemde was zeer op hem gesteld. In Sept. 1690 werd hij door Ds. Clinquant, predikant te Amstelveen, in de classis Amsterdam, praeparatoir geëxamineerd en toegelaten om als proponent in het openbaar te prediken. Na verloop van drie jaar, in 1693 dus, werd hij, na in verschillende plaatsen te zijn opgetreden, beroepen te Diemen, alwaar hij, na peremptoir geëxamineerd te zijn, den 27sten Sept. 1693 in den h. dienst werd bevestigd door Ds. Bernhardus Homoet van Amsterdam. Met den grootst mogelijken ijver en stiptheid nam hij hier zijn ambt waar, ‘weidende de Kudde Gods, die onder hem was, als een regtschapen Herder, gewillig en met een volveerdig gemoet’.
Het was ook in deze plaats, dat hij huwde met Elisabeth van Reineveld, die hij echter spoedig door den dood verloor. Voor de tweede maal trad hij in den echt met Agina van Zwol, uit welk huwelijk drie kinderen geboren werden, waarvan een en wel Herman, die in de rechten had gestudeerd, zijn vader overleefde en later fungeerde als schout en stedehouder van Muiden. Hier kwam onze Kasparus als predikant, in October 1703, na er tot zijn dienstwerk ingeleid te zijn door zijn ambtgenoot Wilhelmus Vermaeten, en hij is te Muiden werkzaam gebleven tot zijn dood, in Juli 1726, doende evenals in zijn eerste gemeente, zooveel hij maar kon, om nuttig werkzaam te zijn op den post, hem door zijn God aangewezen!
Aukema was in het bezit van een groote bibliotheek en in het jaar 1714, zag van hem het licht: De zekere hope der Heiligen in het laetste der dagen, by welke haere vernieuwinge ter heerlykheit levendigh wordt betoogt, uit het Gezichte van Christus dienstknegt Johannes op Patmos, Openb. XXI en XXII. Amsterdam bij Gerard onder de Linden, 1714 in 8o, 357 bladzijden, behalve een voorrede.
Literatuur: Boekzaal 1726 a. blz. 520-523 en id. 1715 b. blz. 96-99.