Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 264]
| |
school in zijn vaderstad te hebben doorloopen, ging hij in 1747 naar Leiden, waar hij als student in de godgeleerdheid werd ingeschreven. Ten jare 1750 rezen er evenwel bij hem sterke bezwaren op in zijn gemoed om de theologische studie verder voort te zetten en zich voor het predikambt te bekwamen. Als de voornaamste van die bezwaren geeft hij op ‘het gewigt der Evangeliebedieninge,’ d.w.z. wat er alzoo noodig was om een trouw prediker te zijn, en verder het groot aantal ‘van jonge Nazireërs,’ die dikwijls geruimen tijd moesten wachten, voor zij hier of daar een plaats vonden. De bedenkingen, die hij had, werden echter overwonnen en hij zette ‘den loop zyner voorbereidinge voort onder die geletterde mannen, welke dien tyd aan het Leydsch gewelf als sterren van de eerste groote prykten, en welkers glansryke voorlichting,’ hij steeds in dankbare herinnering hield, ‘byzonder het Godgeleerd onderwijs van den zoo wydberoemden van den Honert, den oordeelkundigen Alberti en den arbeidzamen de Moor.’ Den 6den Augustus 1753, werd van Asperen door de classis van Leiden en Neder-Rijnland, tot proponent bevorderd en den 9den Oct. daaraanvolgende, werd hij door den kerkeraad van Abcoude beroepen tot predikant, alwaar hij den 5den Febr. 1754 bevestigd werd door zijn neef Willem van Asperen, predikant te Haarlem, die tot tekst voor deze plechtigheid gekozen had 1 Petr. 4:11; terwijl de bevestigde zijn ambt aanvaardde met een leerrede over 1 Philip. 8:11. Met lust en ijver heeft hij hier 5 jaar gewerkt, in welken tijd hij o.a. beroepen werd te Asperen. In 1757 kwam hij viermaal voor op gemaakte drietallen te Delft, Haarlem, Edam en Overschie, en in 1759 bedankte hij voor Edam, terwijl hij aan de gemeente te Haarlem, die pogingen aanwendde om hem als haar herder en leeraar te krijgen, te kennen gaf, dat hij niet verlangde in aanmerking te komen. Dat hij dit deed, had, zoo verhaalt van Asperen zelf, zijn oorzaak in de zeer dringende opwekkingen èn van de ‘WelEd. Heeren Bestuurders’ èn van de gemeente te Delft, waar men zeer begeerig was hem te beroepen. Dit beroep werd werkelijk uitgebracht en volvaardig aangenomen. Naar aanleiding van 1 Kon. 8:29 verbond hij zich den 23sten Sept. 1759 aan zijn nieuwe gemeente, na den 9den Sept. te Abcoude zijn afscheid te hebben gepreekt uit 2 Cor. 6:11-13. Te Delft was het, dat van Asperen, den 20sten Maart 1770 in het huwelijk trad met Cornelia van Wijn, zuster van den welbekenden historicus Mr. Henri van Wijn. Jammer dat het huwelijksgeluk voor van A. zoo kort geduurd heeft, want, na hare bevalling in Februari 1771, werd zij ziek en stierf ze nog in September van dat jaar, terwijl op denzelfden dag, waarop hij, na het overlijden zijner vrouw, voor het eerst weer voor zijn gemeente optrad zijn eenig zoontje plotseling stierf. Niet gespaard alzoo voor rampen en treurige levenservaringen, heeft van Asperen echter te Delft, volgens zijn getuigenis, zeer gelukkige dagen gesleten, en was hij zeer gehecht aan de gemeente, die in de Gasthuis-kerk bijeenkwam en wier 25ste predikant hij was. Met trouw en ijver heeft hij haar gediend; geen arbeid was hem te zwaar, geen werk te veel en immer had hij, naar zijn verklaring een afkeer, niet alleen van zulke leerstelsels, welke in strijd waren met de zuivere evangelieleer, maar zelfs van zulke bewoordingen, ‘die (ofschoon ze niet als onrechtzinnig kunnen beoordeeld worden) echter maar al te veel gelegenheid gaven tot misbruik, verwarring, verdeeldheid en twist, en den geenen die buiten zijn, versmaaders van den Godsdienst, verachters inzonderheid van de Hervormde Leer in de hand werken.’ We | |
[pagina 265]
| |
leeren van Asperen kennen als een man die zachtmoedig was en wars van alle twisten en kibbelen over de leer, een voorstander van een christendom, dat staat boven geloofsverdeeldheid. Hij bleef predikant tot 1790, toen hem een eervol emeritaat werd verleend en stierf in 1800, Litteratuur: Kerkelijke Redenvoering over Hand. XX vs. 24. door Petrus Schols van Asperen ter gelegenheid van de gedachtenisviering van zijnen vijfentwintig jarigen predikdienst in de Gasthuiskerk te Delft, op den 26 September 1784. Echtzangen, toegezongen den Wel. Eerwaerden, zeer geleerden Heere, Petrus Schols van Asperen, predikant in de Gasthuis-kerke te Delft, en de WelEdele jong-vrouwe Cornelia van Wijn; in den echt vereenigd den XX van Lentemaand MDCCLXX. |
|