[Benjamin Arrenberg]
ARRENBERG (Benjamin). In het jaar 1685, zag te Amsterdam een boekje het licht, getiteld Ziels Eenzame Meditatiën. In 1734 verscheen hiervan te Rotterdam, tweemaal een herdruk bij J. Pelt, met approbatie van de classis van Schieland. Het oordeel, dat over den inhoud van de Ziels Eenzame Meditatiën geveld werd, was zeer ongunstig en velen hadden tegen de leer, die er in voorgestaan werd, allerlei overwegende bezwaren. Onder hen, die zich met den inhoud van het geschrift niet konden vereenigen, behoorde ook Benjamin Arrenberg, lidmaat der Gereformeerde gemeente, en de bezwaren die hij tegen het boek had, lei hij neer in een werk Zedige aanmerkingen op zeker boekje, genaamt Ziels eensame Meditatiën, over de waarheit des Euangeliums, opgestelt door J.E. en uitgegeven door J.B. Waar in het duistere en dubbelsinnige wordt ontdekt, en het dwalende wederlegt: tot bewaring en bevestiginge van onze zo welbeproefde en dierbare Geloofsbelijdenis: tot onderrichting, verbetering, en bestiering van des Heeren Volk, en dat in 1738, te Rotterdam, het licht zag bij N. Topijn.
Merkwaardig is het, en dit moet ongetwijfeld aan het verschijnen van het boek van Arrenberg worden toegeschreven, dat de classis van Schieland, die, gelijk boven gezegd werd, de uitgave van de Ziels Eenzame Meditatiën had goedgekeurd, in haar bijeenkomst van Mei 1738 besloot, het geschrift nog eens te doorzien, en toen ze dit gedaan had (stellig nauwkeuriger dan de eerste maal) bevond ‘dat de doemalige Visitatores door verscheide omstandigheden misleidt waren, 't welk zij met verscheide redenen aan de E. classis tot volkomen genoegen betoont hebben, en voorts daar in veel dwalingen ontdekt hebben’ al 't geen oorzaak werd, dat de approbatie op 't gemelde boekje werd ingetrokken, terwijl er verder een veroordeelend vonnis over uitgesproken werd, met het uitdrukkelijk verbod, het in 't vervolg met de classicale approbatie te drukken.
Bij het eenmaal geschrevene, liet Arrenberg het niet, want achtereenvolgens verschenen van hem:
De eer en heerlijkheid van Gods aanbiddelijk Drieeen en Geestelijk Wezen verdedigd, of vervolg der Zedige Aanmerkingen. Rotterdam 1739. |
Aanmerkingen op de zoogenoemde zedige verantwoording van J. Boutkan. Rotterdam 1739. |