Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 55]
| |
In het najaar van 1572 werd hij naar Heidelberg gezonden om er onder Junius, Ursinus, Olevianus en Zanchius in de godgeleerdheid te studeeren. In 1579 was hij predikant te Wachtebeke in Vlaanderen. In die qualiteit was hij in Mei van dat jaar als scriba tegenwoordig op de classicale vergadering te Axel en in Juli nam hij deel aan die van Assenede. In 1581 werd hij predikant te Brugge. Hoewel hij het Kalvinisme toegedaan was, trad hij toch niet scherp tegenover de Roomsch-Katholieken op, ook onthield hij zich ervan de potitiek op den kansel te bespreken. Zijn optreden was steeds uitermate voorzichtig. Toch deed deze voorzichtigheid niet te kort aan zijn ijver voor de vrijheid van zijn vaderland. Hij meed den omgang met Jean Haren, Walsch predikant te Brugge, die den prins van Chimay behulpzaam was bij het verraad van de stad Brugge en later tot de Roomsche kerk terugkeerde. Hij deed wat in zijn vermogen was om Chimay's handelwijze te verijdelen. En toen hij begreep, dat hij de overgave der stad niet kon verhinderen, nam hij zijn ontslag en ging naar Holland. In 1585 werden pogingen aangewend om Car. Agricola tot predikant te Klundert of Nieuwvaart te krijgen, doch te vergeefs. Hij ging naar Hoorn en was een man van beteekenis op de Noord-Hollandsche synode, terwijl hem in 1587 werd opgedragen een Hollandsche vertaling te vervaardigen van de Vier und funfzig Predigten über den Heidelb. Catech., Neustadt 1585 (Zie Acta der Prov. en Part. Synoden door Dr. Reitsma en Dr. v. Veen. dl. I, blz. 133 en 141). Den 16den October 1591 werd hij met ‘de bewilliginge en op het gezag’ van Stefana van Rossum, abdis van Rijnsburg, die zich na de verwoesting der abdij te Leiden vestigde, in tegenwoordigheid van den rentmeester Dirk van Kessel en Petrus Hakkius predikant te Leiden, te Rijnsburg als dienaar des Woords bevestigd. Hij arbeidde daar tot zijnen dood in 1630. Want op de classis extraord. van 18 Febr. 1631 werd besloten: ‘Den naem D. Agricolae, die voorgaende jaer in den Heere ontslapen was nadien dieselfde in het register der afgestorvene predicanten is vergeten’, mede aldaar te stellen. Hij kwam nog voor een beroep te Deventer in aanmerking (zie: Eene attestatie van de Geref. Gem. te Brugge in 1584 door Dr. H.C. Rogge, opgenomen in het Arch. v. Nederl. Kerkgesch. onder redactie van H.C. Rogge en F. Pijper, dl. VII, blz. 64), terwijl in het Diarium Everardi Bronchorstii, cet. uitgegeven door J.C. van Slee, 's-Gravenh. 1898, pag. 40, nog vermeld wordt, dat den 14den Juli 1592 ‘in conventu Ecclesiastico conclusum est ut duo ministri nominentur Senatui, ex quibus unum deliget Magistratus huius urbis ut vocetur huc ad ministerium Ecclesiae, puta Gerson concionator Verianus et Agricola minister Renoburgensis’. Den 1sten Oct. 1592 is hij ook wezenlijk beroepen. In aanmerking kwam hij dus nog wel. In 1593 werd aan hem en Libertus Fraxinus door de Brielsche synode opgedragen eene geregelde correspondentie met de particuliere synode van Noord-Holland tot stand te brengen. In Juni 1594 kweet hij zich van deze taak in de vergadering te Haarlem. Hij verscheen op de synoden, die 1594 te Rotterdam, 1599 in den Haag, 1600 te Leiden, 1608 te Dordrecht, 1619 te Leiden, 1620 te Gouda werden gehouden, en nam blijkbaar ijverig aan de werkzaamheden deel. In den kerkelijken strijd was hij geen doortastend man, maar onderwierp zich gemakkelijk aan de maatregelen der regeering. Immers, toen op de classikale vergadering te Leiden 1610, Festus Hommius zich met klem verzette tegen het bevel der Staten ‘dat men in het examineeren der aenkomende Predikanten niet hooger soude gaen dan de vijf bijgevoegde artijkelen medebraghten’ (zie | |
[pagina 56]
| |
Brandt; Historie der Ref. dl. II, blz. 135 en 136), verklaarde Carolus Agricola tevreden te zijn ‘bij provisie der Heeren Staeten resolutie nae te komen’. Toch was dit alles geen bewijs van minder streng Gereformeerde denkwijze. In 1619, toen de contra-Remonstranten zich van de kerk te Noordwijk meester maakten, was Carolus Agricola de eerste predikant, die daar optrad. Doch bovenal blijkt zijne onverdachte rechtzinnigheid uit het feit, dat hij ook een der vertalers is van de Institutie van KalvijnGa naar voetnoot1). Naar den Lat. en den Franschen tekst bewerkte hij deze overzetting en voegde daaraan toe de Supplicatio, door Kalvijn overgeleverd aan Karel V en de Duitsche vorsten op den rijksdag te Spiers. De eerste uitgave zag het licht in 1614; de tweede in 1617, waarin de Supplicatio als een afzonderlijk werk met nieuwen titel is opgenomen, waarop: ‘Tot Dordrecht, ghedr. by Jac. Canin 1617’; terwijl de voorrede is gedagteekend 9 Juni 1601. (Zie Rogge, Archief enz. dl. VII blz. 65, noot 3). In 1645 verscheen nog een derde druk getiteld: Institutie ofte onderwijsinge in de Chr. Religie, in vier Boecken begrepen door Joannem Calvinum..... Daer is oock achter aen ghevoeght een schoone Tafel Augustini Marloratie enz. Door Carel Agric. Leeraer der Ghemeente tot Rynsburg. Amst. 1645. Het werk van Augustinus Marloratus bestaat uit twee registers op de Institutie, waarvan het eerste een register der behandelde zaken is; het tweede een tafel, ‘innehoudende de passagien van den Bijbel, naerde ordene van de boecken des Ouden ende Nieuwen Testaments’. Het is dus niet, zooals Rogge schijnt te veronderstellen, de vertaling van een der uitlegkundige schriften van den martelaar Aug. Marloratus. Marloratus stelde deze registers samen, blijkens zijn ‘Brief tot den Leser’, in het jaar 1578. Dit jaartal is zeer zeker niet juist, daar Marloratus in het jaar 1562 den marteldood stierf. Zie Hist. der Mart., door Adrianus Haemstedius, Dordr. 1659, fol. 380. Ook is in deze editie de supplicatie met afzonderlijk titelblad opgenomen: Een Supplicatie van de noodige Reform. der Christ. Kercke in het Pausdom, enz. door Carol. Agric. Leeraer der Gemeynte tot Rijnsburch, Amst. 1645. Dit tractaat is voorzien van eene voorrede gedateerd ‘9 Julii, Anno 1601Ga naar voetnoot2)’. Waarschijnlijk is dit tractaat eerst afzonderlijk verschenen. Van Agricola's bijzonder leven is bekend, dat hij te Brugge reeds gehuwd was. Aldaar werd hem een zoon geboren Johannes Agricola, die ruim 35 jaren te Noordwijk predikant was. Litteratuur: Dr. H.C. Rogge, Eene attestatie van de Geref. Gem. te Brugge in 1584, enz. In het Archief Ned. Kerkgesch. onder redactie van H.C. Rogge en F. Pijper, 's-Grav. 1898, dl. VII, blz. 58-66; blz. 223, 224. Dr. Chr. Sepp, Bibl. Meded. Leiden 1883, blz. 101-105, in een zeer belangrijk opstel voor de letterkundige geschiedenis van Calvijn's Institutio, blz. 88-109. |
|