Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Jeremias Frederik Lodewijk Abresch]ABRESCH (Jeremias Frederik Lodewijk), was de zoon van Frederik Lodewijk, predikant te IJselstein en van Wilhelmina Roldanus. Geboren den 22sten November 1814, ontving hij het eerste onderricht in zijn woonplaats en later van zijn vader in de oude talen, waarop hij den 17den Mei 1832, als student in de godgeleerdheid te Utrecht werd ingeschreven. In 1838 deed Abresch met goed gevolg in Overijsel zijn proponentsexamen, terwijl hij den 2den Mei 1841, als predikant te Baambrugge werd bevestigd. In December 1844, verwisselde hij zijn eerste standplaats met Alkmaar, van waar hij in Mei 1855 naar Middelburg trokGa naar voetnoot1), waar hij werkzaam bleef tot den 1sten April 1884, toen hij, op aanvrage, door het prov. kerkbestuur van Zeeland eervol uit zijn betrekking, die hij gedurende bijna 43 jaar, met trouw en toewijding had vervuld, ontslagen werd. Ledig was Abresch, na zijn emeritaat evenwel niet, integendeel bleef hij te Middelburg, welke stad hij lief had, bij voortduring in verschillende betrekkingen, o.a. ook in die van curator van het gymnasium, ijverig werkzaam. Toen hij den 8sten Dec. 1897 stierf, ging met hem een braaf, werkzaam man, de eeuwige rust in. Hij was lid van het Zeeuwsch-Genootschap. Hij schreef: De vier temperamenten. Chr. beschouwingen, naar aanl. van Lukas IX vs. 52-62. Nieuwe uitgave. Alkm. H.J. van Vloten. 1854. - (De eerste druk verscheen in 1847). Naar het Hoogd. van Fr. Arndt. Dit boek werd enkele malen herdrukt, o.a. in 1882. Getuigenis van Christelijk geloof, naar aanl. eener veertigjarige evangeliebediening. (Een zestal leerr.). Alkm. 1884. Litteratuur: F. Nagtglas; Levensber. van Zeeuwen. 1ste afl. Middelb. 1888. blz. 4. |
|