Popmuzikant
‘Hoewel ik grote bezwaren blijf houden tegen elke vorm van categorisering, ga ik er mee akkoord dat je het hardcore noemt. In die zin, dat we eerder aansluiten bij de Newyorkse hardcore, dan bij de tweede generatie Brit-punk. Dat is ook het hele vicieuze van de situatie, waar we ons het laatste half jaar van bewust zijn geworden: terwijl hardcore zich juist afzet tegen de mediale neiging tot categorisering en domesticatie, raak je - door het hardcore te noemen - toch gevangen in een soort categorisering van de marge. En dat is een groot gevaar, want dat is zoiets als het bouwen van een muur rond elke beweging in de marginaliteit. Terwijl het er juist om gaat die muren af te breken en in verzet te komen tegen conformerende tendensen. Buiten de marge, wel te verstaan. Je bevestigt dus eigenlijk je eigen marginaliteit en dat is de valkuil waarin elke politieke strategie dreigt te lopen: marginalisering. 't Is de liberaliteit van de middenklassemaatschappij, die de marge toestaat waarin jij je “mag” bewegen, zolang je maar binnen je marge blijft. Dat is nou precies wat de independent muziekscene is overkomen: ze is veilig opgeborgen in de marge van het establishment en daarmee volstrekt ongevaarlijk geworden. Maar goed, ik wil me niet onttrekken aan de theoretisering van ons werk - een reflectie die zo dringend nodig is - en dan ga ik akkoord met het begrip hardcore, in die zin, dat we als gemeenschappelijke noemer de lichamelijkheid hanteren. Een onherkenbare vertekening van de werkelijkheid, door middel van pure lichamelijkheid. En die vertekening, dat coûte que coûte niet willen deelnemen aan de realiteit, heeft ook bij ons geleid tot het afschrikwekkende, de gruwelijke fantasie, waardoor de gevestigde cultuur van binnenuit kan worden opgeblazen. Dat we daarbij regelrecht aansloten op het Theater van de Wreedheid van Antonin Artaud, spreekt voor zich.
Onze concerten waren extreme uitbarstingen van lichamelijke energie. We produceerden muziek uit afval en metaal, we werkten met hamers, zagen en bijlen, we genereerden elektrische vuurballen die we de zaal inschoten, waardoor het publiek vaak een goed heenkomen moest zoeken. Wat ons weer aan het denken zette. Waren we niet al te afschrikwekkend bezig? Wat is de zin van een ontmaskering waar de mensen voor vluchten?’
‘De ontmaskering van de realiteit laat zien, dat die realiteit een door mensen gecreëerde idee is. Onze muziek is geen middel tot verlossing, maar de verlossing zelf. Dat is op zich niet nieuw, het is 't voortzetten van de lijn Kant-Schopenhauer, maar dan gebruik makend van alle modernistische stromingen van de laatste honderd jaar. Zo lijken mijn teksten op ontwerpen van Le Corbusier. Zijn neo-constructivisme betekent de vernietiging van elitaire kunst, waardoor het zoeken begint naar eigen signalen en referentiepunten. Mijn muzikale thema's zijn brokstukken, waarmee door de luisteraar geschoven kan worden, de verbanden moet hij zelf leggen. Ik musicaliseer mijn teksten en architectureer het totale concept van de groep. Dat we na drie independent 12-inch platen nu met onze nieuwe elpee Dancing on the Rim of the Crater, die bij een grote maatschappij is uitgekomen, onze uitgangspunten verloochenen, zoals wel wordt beweerd, beschouw ik als een aperte misvatting. Makkelijk in het gehoor liggend, zeggen ze, een dansbaar geluid. Tegen dat dansbare heb ik geen bezwaar, dans en muziek zijn nauw met elkaar verbonden en dansen activeert het denken, maar dat we inhoudelijk 180 graden zouden zijn gedraaid, noem ik een leugen.
Kijk, als je openlijke aanvallen onderneeemt, als je probeert structuren omver te werpen, dan gaat het erom de vraag naar het waarom te stellen. Waarom worden mensen onderdrukt? Wat is de essentie van de macht? Het is zo makkelijk te blijven roepen: het zijn de media die het doen. Nee, zeggen wij nu, ga er dan in, infiltreer, ontmasker de publiciteitsmachine van de heersende ideologie door haar te verslaan met haar eigen middelen. Er zijn mensen die het een schande vinden dat de songs van Dancing on the Rim of the Crater op Hilversum 3 gedraaid worden. Dan zeg ik dat ze niet begrijpen waar we mee bezig zijn. Dat het juist goed is, dat wij een veel groter publiek confronteren met de mediale symbolen waarin het gevangen zit. Omdat wij deze zogenaamd makkelijke muziek spelen, wij, met ons gewelddadig en afschrikwekkend imago, dat moet het publiek tot nadenken stemmen. Okay, we draaien dus nu mee in het commerciële circuit van de popgroepen, maar de beheersing van die mechanismen geeft ons juist nieuwe aanvalskansen.
De kans om als popster je boodschap te verkondigen bijvoorbeeld. Want binnen de popsong kan je geen echt substantiële dingen overbrengen, je moet de song in een context plaatsen. Daarom is een interview als dit veel belangrijker dan de concrete output van onze muziek.’