Scheurgang Uitwendige Ervaringsleer
Het Oergedrenkte Woongebeuren
Dames en heren studenten!
De mens persisteert in zijn woede, voortvloeiend uit paradijsverlies, juist daar waar nesteldrift het heeft gewonnen van de aangeboren natuurgang.
Deze hypothese - u reeds bekend uit een vorig college - gaan wij toetsen aan het poppendorpdenken van de zeventiger-jarenkleinbouw.
Welnu, de eerste dia toont u hoe, door het bevestigen van een oude landbouweg op een buitenmuur, de bewoners voeling blijven houden met enerzijds hun eigen oude boeren-instinctnoties en anderszijds met de bestemming die de grond, waarop hun nestkast is gebouwd, oproept en tot decoratie wordt getransformeerd.
Ook op deze tweede dia uit zich de menselijke behoefte, kontakt te blijven houden met de overgeërfde oorspronkelijke bestemmingsintenties.
De sponning van een oud boerenraam is bevestigd op de blinde muur van een opbergschuurtje, waarbij de relatie schuurboerderij nog eens wordt geaccentueerd in dat veelzeggende begrip ‘woonerf’.
Deze derde dia laat ook weer de tweespalt zien, die kan ‘huizen’ in huizen. Ook hier weer de veruiterlijkte binnenkramp, die ontstaat daar waar INtenties - noodgedwongen - worden omgezet in UITtenties.
De reminiscentie aan een oorspronkelijke verboerlijking, krijgt vorm in het stenen paardekopje, waarmee IN- maar ook UITgaande bewoners dagelijks worden geconfronteerd.
De mens was - en is - Jager of Boer. Maar er is nog een derde, vaak vergeten bestemmingsnotie, als residu neergeslagen in onze allochtone genenhuishouding en dat is de Houthakker. In eeuwenoude sproken (Roodkapje!) leeft de Houthakker voort als warmtebrenger en kwaadbestrijder (het openklieven van de wolf!). De bewoners van het huis op onze vierde dia belemmeren zelfs in extenso het uitzicht op hun buitenwereld, door het voorkamerraam te ‘blok’-keren met houthakkersimpulsrealisaties.