theepot zou passen: worst is immers buigzaam en vormbaar, je zou de worst naar de pot kunnen modelleren, maar waarom zou je? Je krijgt dan hooguit worstethee, na opschenken van kokend water.
Worstethee, worstethee. Met dit wel gekke woord de middag en avond rond-geassocieerd. Morgen wilde ik kijken of er zich soms een ideetje of een ingang tot iets aandient via het woordje ‘lootje’.
Woensdag.
Vanmorgen eerst ‘Loodje’ opgezocht in het Woordenboek. Wel: Loodje IS helemaal niet met een T! Ik koppelde, gevoelsmatig, Loodje aan Loot. Telg. Een worstetelgje. Het theelootje. Maar bleek Loodje dus met een D te worden geschreven en niet met een T. Onmiddellijk een sterke pot koffie gezet om deze schok te boven te komen. Achteraf was mij natuurlijk duidelijk dat Loodje van ‘Lood’ stamt. De Materie, het Metaal. Waar het uit geslagen is. Pijnlijk is dat, steeds te moeten merken dat je een woord jarenlang andersgeschreven gedacht hebt of, wat mij ook nog regelmatig overkomt: een woord jarenlang een andere, verkeerde betekenis toedichten. 's Avonds getracht nog wat notities te ontcijferen die ik gisternacht had gemaakt voor de synopsis van het plan voor de schematiek van mijn nieuwe boek. En láát het dan een heel goed, erg belangrijk boek worden - wat dan nog? Wat zal het effekt zijn op de mensheid in haar geheel, welke de bijdrage aan de cultuurgeschiedenis? Ik wou dat ik niet zo met handen en voeten gebonden was aan dit verstikkend kleine Taalgebied!
Donderdag.
Vanmorgen mijn middelste burola opgeruimd, want ik moest nog ergens iets hebben, maar ik wist niet precies meer wat, want ik was het kwijt. Het is mogelijk dat ik het gezochte bij het uitruimen van de laden ben tegengekomen, maar als dit zo is dan heb ik het niet herkend als iets wat ik Miste. Een lijstje gemaakt van alle dingen die ik eigenlijk ‘miste’. Eerst de materiële voorwerpen, daarna de abstracte eigenschappen. Ik had het lijstje daarom ook in tweeën gedeeld, door een potloodstreep verticaal in het midden van het papier te trekken. Deze potloodlijn bracht ik aan door met een in de middelste burolade gevonden potlood langs een eveneens hervonden lineaal een beweging van boven naar beneden te maken en daarna nog een keertje andersom voor de lijndikte, want als je ‘konkreet’ en ‘abstract’ maar klakkeloos door elkaar gebruikt, slaat al snel de verwarring toe. 's Ochtends denk ik op mijn helderst, moest ik weer eens constateren terwijl ik de potloodscheidslijn zette; eigenlijk ben ik een Ochtendmens. Dat voel ik vooral 's middags en 's avonds. De Lijst, toch nog een hele bladzij vol, aan weerszijden van de streep, samen met de overige la-inhoud in de la gedaan. Is namelijk altijd handig. Dat gold voor alles wat er in de la zat. Daarom niets weggedaan.
Anders zul je later altijd zien. Misschien een goede titel voor een bundel: ‘Anders zul je later altijd zien’. In elk geval genoteerd. Anders zul je later altijd zien: dan heb ik een bundel bij elkaar en dan zit ik nog maanden zonder titel!
Vrijdag.
Eigenlijk weet ik niet zeker of het schrijven met Vulpen voor mij wel de ideale schrijfwijze is. Aan de Vulpen kleeft toch nog altijd Gewichtigheid, wat aan de met inkt opgeschreven woorden snel een teveel aan zwaarte verleent. De Ballpoint is veel terloopser, veel minder definitief in zijn schriftuur. Wat er staat Pretendéért veel minder en al ballpennend worden de gedachten ook ‘losser’ - je zet het makkelijker neer, lijkt het wel. Bij de sigarenman een slof sigaretten en vier ballpoints gekocht om er vanmiddag eens goed tegenaan te gaan want morgen komt Ada alweer met de kinderen van Texel terug en als ik dan nog niet aanwijsbaar ben opgeschoten met het Boek lukt me dat waarschijnlijk geen tweede keer: alles en iedereen een week lang het huis uit sturen om in alle rust te kunnen werken. De ballpoints hadden elk een andere kleur. Er was een blauwe, een rode, een groene en een gele. Geel viel af, want dat schrift verdween van het papier door het binnenvallende zonlicht. Rood stond weer iets te doceerderig en groen te magazijnig. De blauwe beviel me eigenlijk nog het beste, al leek zijn schrift wel erg op echte inkt, waardoor ik toch meer het gevoel kreeg dat er ‘onherroepelijk’ Vulpenschrift stond. Toen de gele ballpen weer geprobeerd met de gordijnen dicht. Nu was het goed leesbaar en kregen de woorden, die willekeurig waren gekozen, overgeschreven van het etiket op de fles wijn, iets elegants, iets zweverigs. Ik denk dat ik morgen met de gele ballpen aan de slag ga. Dat kan helemaal geen kwaad: het Boek màg best een beetje luchtig.
Zaterdag.
Juist zat ik achter een nieuwe stapel schoon wit papier, met mijn gele ballpoint middenin een gedachte, toen ik de voordeur hoorde opengaan en de kinderen joelend de trap op kwamen bonken. En Ada zou pas 's middags terugkomen! Ja de middagveerboot zat vol, dus had ze de ochtendpont maar genomen. Op mijn vraag hoe ik zo in godsnaam kon wèrken bleef ze mij het antwoord natuurlijk weer schuldig. Geen gezeur nou, zei ze, en ik moest boterhammen voor de kinderen maken en de koffers uitpakken, dan zou zij alle boodschappen doen. Zonder vragen bukte ze zich over mijn bureau om het lege bovenste vel van de stapel papier te pakken, waar ze een boodschappenlijstje van wilde maken, even snel. Nee! riep ik. Niet dit papier. En ik gaf haar het tweede velletje van de stapel. Waarom dat andere vel niet, wilde ze weten. Er stond toch niks op? Ik overwoog heel even haar uit te leggen dat er niks op een vel papier hoeft te staan om het toch beschreven te doen zijn voor de schrijver, maar ze stond zo stompzinnig naar me te kijken dat ik er maar vanaf zag. Ada begrijpt me niet. Ada is geen schrijversvrouw. Ik zit in een te klein taalgebied en ik heb een vrouw die geen schrijversvrouw is. Hoe krijg ik, dit gegeven, ooit het Boek bij elkaar? Misschien moet ik in plaats van een Boek wel een Dagboek schrijven.