Mannen
‘Ik heb het nog nooit met een man gedaan, of ik zou verschrikkelijk dronken moeten wezen. Maar dan nog denk ik dat ik alleen bij vreselijk lachen zou blijven.
Dus dat er van Het als zodanig niks terecht zou komen.
- Nou Bep, hier heb je Karel weer terug hoor.
- Goh, nu al? Dat hebben jullie vlug gedaan.
- Nee joh, we hebben helemaal niks gedaan, dat is het nou juist. We moesten alleen maar ontzettend lachen, hè Karel?
- Nounounou. Ik heb geloof ik in geen tijden nog nooit zo gelachen. Dat moet ook géén gezicht geweest zijn, wij daar samen in dat kinderbedje boven.
- Nou jullie zijn een raar stel hoor.
- Wáren we dat maar! Haha, hè Kaar? Wáren we dat maar, een raar stel!
- Ja verrek, als wij echt een raar stel waren dan waren we nog lang niet naar beneden gekomen natuurlijk! Is er nog café du lait?
Karel vormt een hele goeie vrindje van mij en zo heb ik er nog vier en daarmee is mijn kous vol. Want mannen, en nu dus even jongens onder elkaar, maar mannen zie ik dus per dag minder zitten. Dat zou er niks om geven als je ze maar niet overal tegenkwam zonder om ze heen te kunnen, want ze hebben zich de laatste twintigduizend jaar overal ingewerkt en overal voor het zeggen genomen.
“Dan kunt u het beste even kontakt opnemen met meneer Van Dittem.”
“Daar kan ik u niet meehelpen want daar gaat meneer Van Dattem namelijk over.”
“Weet u wat u doet? Belt u dan even meneer Van Zussenstein en vraagt u hem dan even naar meneer Van Zoënburg.”
Dan sta je eindelijk voor de man die je moest en dan zit hij daar negen van de tien van kijk ik eens met mijn mooie das. Ja dat komt namelijk ik werd jongstleden november gepromoted beyond my level of competence dus ik dacht weet je wat: ik neem gelijk een heel stel nieuwe en ik flikker al die ouwe saaie stropdassen met de vuilnisboer mee. Hoe oud schat u mij trouwens, als u nou even zonder gekheid moet schatten?
Trouwens geen best weertje: heeft ú dat soms besteld? Maar terzake. En dan komt hij ter zake en krijg je zijn geval met steeds drie voorbeelden in plaats van eentje uitgelegd; eerst een voldoende voorbeeld en dan nog twee precies dezelfde voorbeelden er dunnetjes overnieuw achteraan, omdat hij namelijk niet op zijn mondje is en namelijk verdomde goed kan formuleren. Maar om niet gek en weggedragen te hoeven worden maak je zo hard en smerig mogelijke binnenwaartse kreunen en je trekt, gemaskeerd door hand voor je kuchje, telkens eventjes opzij zo'n eng mogelijk hoofd; je geeveedeet je kortom binnenshoofds zo goed mogelijk door hem heen tot het moment van getweeën opstaan is gekomen. Dan krijg je De Hand en je had al de hele tijd zitten schatten hoe hard en mannelijk zijn afscheidshand zou zijn maar elke keer overtreffen ze weer je pijnlijkste verwachtingen. Hij vraagt of je met de Wagen bent en wat dat voor een Wagen is en dat hijzelf een hele andere Wagen heeft want mannen hebben nooit dezelfde Wagen of als ze wel dezelfde Wagens hebben dan hebben ze er iets aan laten doen waardoor het eigenlijk een hele andere Wagen is. En ik word tot aan zijn hoofdingang gebracht en dat ik er daar verder wel uitkom.
Daarna gaat Van Zoënburg nog even terug naar boven en dan weer terug naar beneden met de meneer Van Dittem, Van Dattem en Van Zussenstein, om te gaan lunchen doen. Daar hebben ze namelijk een verdomd geinig vast adresje voor want ten tweede eet je daar verrekte lekker en ten eerste word je daar bediend door een mèid, nou zij willen niet veel zeggen maar als die namelijk de soep opschept dan vallen ze d'r namelijk bijna helemaal uit, uit de bloes van die meid. En Van Dattem heeft het wel een beetje gemaakt bij die meid want Van Dattem krijgt veel meer Saus over zijn Steak au Poivre van d'r dan de rest. De eerste tien minuten zitten ze losjes te lepelen en stiekem stuk voor stuk te dromen van pijpen, mij pijpen door die meid, maar ze is druk met de andere tafeltjes dus beginnen ze over PSV en daarna over de Duitse Lotto, hun kilometervergoeding en dat die eigenlijk niet klopt, Anton Heyboer (Drie Meiden), dit kabinet en dat Van Zussenstein iets leuks heeft teruggekregen van de Belasting, Henk Jurriaans (Tien Meiden), dat Van Dittem The French Connection Twee heeft gezien en hem niet zo goed vond als Een, dat Van Zoënburg al de hele dinsdag niet meer rookt maar nu een mentolletje meedoet voor de gezelligheid, terwijl Van Dattem volgend jaar voor de verandering eens naar Griekenland dacht te gaan en nu een electriese boormachine met Drie Snelheden heeft.
Dan beginnen ze te vechten om de rekening en Van Zussenstein wint, dus die kan vanmiddag een declaratieformulier voor Diverse Lunch gaan zitten uittikken en bij Van Poenhove doen innen (vóór kwart voor vier) en dan willen ze alle vier als laatste de deur uit, om onbekeken door de andere drie nog één keer om te kunnen kijken naar die meid en of ze omkijkt, maar ze is in de keuken en dat rijmt.
Ik heb het niet over Zakenmannen want het is kleiner. Het is in de baas zijn tijd, het draagt blazer of tweed en die gaat in de Wagen aan het haakje, het heeft HBS en het wordt nooit ontslagen, het kent geen werkloosheid, het heeft een broer of zwager bij de KLM, het loopt gezond tegen de veertig, het heeft 's zomers een sproeier in de tuin staan en het vormt de ruggegraat van het begrotingstekort.
Soms is er wel eens een Vrouw van die leeftijd op televisie, met een verhaal over een afgezette borst of over een dochtertje van vijftien dat al drie weken niet thuis is gekomen, of hoe ze jarenlang tussen drie instanties heen en weer is gestuurd en het nóg niks heeft geholpen. Als zo'n vrouw dat dan gezegd heeft, lacht zij vaak een glimlach van cameraschaamte. Er bestaat geen prachtiger, pijnlijker, menselijker glimlach dan deze. Mannen lachen nooit zo. Mannen lachen nog steeds van Hahaha, van Hohoho of van Hihihi. Ik kan nauwelijks geen mannen meer zien. Geef mij maar Vrouwen. En ik bedoel Vrouwen, niet De Vrouwtjes. Want dan zou ik dus een Man zijn.’
Koot