Planten
‘Rijdt u óók zo auto? Zo helemaal op uw gemak, terwijl u geniet van alles wat u “buiten” gebeurt en ziet? Ik anders wel. En vooral 's avonds kan men langs deze weg goed koekeloeren hoe de huidige hoogbouwbewoner een vertrouwd hedendaags vensterpatroon heeft beraamd uit de elementen Hanglamp, Televisiegloed, Stalamp, Speakerboxen, Gietertje en Planten. Door uw lage aanblik lijken tafels en stoelen in de meeste flats te ontbreken. Misschien lijkt het alleen maar of ze lijken te ontbreken en ontbreken ze ècht, dus dat de mensen in zo'n blok hier en daar gewoon op de grond zitten, omdat er bijna nooit iemand op bezoek komt en er toch geen galerij langs hun voorzijde loopt dus niemand die iets anders ziet dan wat wij van beneden zien. Terwijl ach: zo met alleen twee speakerboxen hoog in de hoeken, hanglamp, stalamp, teeveegloed, gietertje en planten staat zo'n vreemd huis ons immers wel zo vriendelijk tegen.
Nummer Een in de Botaniese Top Tien prijkt momenteel de Cyperus Alternifolius die wij thuis voor de gezelligheid ten onrechte “onze Papyrusplant” noemen omdat we het wel een grappig idee vinden dat de oude Egyptenaren Papier van hem zouden kunnen maken, wat dus onmogelijk is, zelfs voor de allermodernste Egyptenaren, omdat hij geen Papyrus is maar “Parapluutje” heet. Verzorging: de ondanks al uw maatregelen langzaam bruin wordende plant elk kwartaal vervangen door een gezond nieuw exemplaar. Vergeet bij Verpotting vooral niet de glazen accubak te breken.
Een hele dankbare plant heeft iedereen tegenwoordig ook aan de Chamaedorea Elegans, dat kleine slappe palmpje waarvan de blaadjes altijd zo geestig gekreukeld zitten en als krantepapier zo droog en dun zijn.
Niet voor niks heel populair is ook de “Ti-plant” van het geslacht Dracaena. Zoals hij daar staat, met die vreemde lange puntige uitlopers aan zo'n verhout stuk stam, slaat hij eigenlijk nergens op en vormt meneer eerder een Voorwerp dan een Plant. Toch maar eens per week zijn bladen afnemen met het vaatdoekje en af en toe wat met hem praten. Ze hebben het graag over Zaalsport en Aardrijkskunde.
Dan hebben we natuurlijk nog de razendbekende Kentiapalm van de familie Howeia in een anders maar wàt dode hoek staan. Die kent u uit elk Nederlands televisiestuk waarin een luukse, een artistieke, een ouderwetse, een hypermoderne, een couperiaanse of een futuristiese woonkamer optreedt. Dat is steeds dezelfde Kentia-palm want de NOS heeft er maar eentje en die is van plastic. Is de Kentia-palm echt van “plant” dan verslijt u er met gemak 1 per maand want waar en hoe u hem ook plaatst: zijn bladpunten worden bruin.
In het begin keek ik opzettelijk slecht, om dit niet te hoeven merken bij het lauwwarm water geven, maar ik had het natuurlijk allang gezien: dooie droge punten en tegen hem praten helpt niet. Als u niet te gehorig woont dan kùnt u elke avond een kwartiertje schreeuwen proberen.
Tegen die eerst onzichtbare witte ettertjes waarvan er na even turen geen twee maar honderd in zijn pot blijken rond te ravotten gebruik ik wekelijks een flinke scheut superbenzine. Sinds kort doe IK namelijk voortaan de planten, hopen ik en de planten tenminste. Dus dat het niet langer zo gaat zoals het tot nu toe ging. Want wat krijg je als iedereen maar zo'n beetje de planten doet? Dan krijg je dat de planten dùbbel krijgen of helemáál niet krijgen, wat allebei even funest is.
Woont men alleen, dan bestaat dit probleem natuurlijk niet. Daarom staan de planten van vrijgezellen er altijd zo blakend bij, moet u maar eens opletten. Die zien er vaak stukken gezonder uit dan de hoofdbewoner zelf; net andersom dan bij ons dus. Want wij lopen er thuis allemaal veel fantastieser en gezonder bij dan die hele planten van ons. Omdat ze, àls ze water kregen, dan kregen ze ongeregelde scheuten uit de kraan, middels een lege melkfles en met een jas aan, van iemand die vlak voor zijn vertrek of even na haar thuiskomst toevallig een verdomd momentje aan de planten dacht. Zulke dingen zíen ze, onze gebladerde vrienden.
Ik heb een rood gietertje gekocht (nergens geen groen gietertje te krijgen!) en een duitse verstuiver met een bereik van zesenhalve meter als je hem op zijn straalst draait, zodat ik erbij kan blijven zitten.
“AFBLIJVEN. DOET KOOT!” heb ik op beide apparaten geviltstift. Dat helpt, want ze zijn er met hun poten nog niet aangeweest. Als ze dan tienmaal daags pesterig vragen of je de planten al gedaan hebt zegt u: “Ja natuurlijk. Maar die Cissus heeft maar héél weinig nodig. Ik heb alle planten trouwens vanmorgen vroeg al gedaan, toen jullie nog in bed lagen.”
Wacht vervolgens tot ze allemaal de kamer uit zijn en doe dan razendsnel de planten.’
Koot