Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst
(1662)–Cornelis de Bie– Auteursrechtvrij
[pagina 202]
| |
Aenmerckinghe op den peys, dienende tot jnleydinghe van dit volghende deel.ALsoo ick hier voor claerelijck heb bewesen dat jemandt (meynende te sitten op den hoochsten trap van eer ende glorie) dickwils het leeghste valt. Sy worden menich mael om hooch ghetrocken op datse eenen swaerderen val souden vallen. Tolluntur in altum vt lapsu graviori ruant: Ga naar margenoot+ naer 't segghen van Claudianus. Soo en hebbe niet connen voor by gaen het teghendeel oft de wederproef vanden voorsz. sin hier oock voor ooghen te stellen, dat is wanneer den mensch meynende te wesen in sijnen grootsten noot hem alsdan naeckt het meeste gheluck. Dit bevintmen seer wel in ons Nederlandt het welck soo langhen tijt met het Rou-cleedt van oorlogh is ghecleedt geweest, om dat den bloet-dorstighen Mars al te seer haer paelen besat, niet door haer eyghen schult maer door het misdaet van haer jnwoonders, dat is, de sonde. Ga naar margenoot+ De sonde vanden mensch was d'oorsaeck dat Zodoma en Gomorrha in vlam en vier sijn vergaen, ende de sonde is den oorspronck dat de Landen van Belgica door bloedighe crakeelen sijn ghecomen tot groote armoede, die te vooren door de groote weelde van vruchtbaerheyt en over-vloet de menschen brochten tot hooverdy, overdaet, wellust ende alle soorten van boosheden, die de grondt steenen geweest sijn dat Belgica ontrooft wert van rust en voorspoet, ende dat de verweerde twist clancken verdoofden den glans vande rechtveerdicheyt, de staet-giericheyt verstiet de liefde en eendracht. Soo dat Nederlandt was verdroncken in een rasende zee van oorlogh, die niet anders uyt en spoogh als schuym van alle boosheden, die niet anders voorts en bracht, als een modder van bedrieghelijckheyt ende roovery: het scheen dat een nieuw Megera was opghestaen om het Landt te overloopen met den vloet van grouwelijcke onghelucken, vloeckery, brandtsticht, ghewelt ende onrecht. De Son die scheen te duycken en haer te verborghen inde wolcken door allen het gheruys, gedommel, ghesmoor, ghetier en ghedonder, van Martis vervaerelijck Kanon, ende door den stanck van alle de doode lichaemen daer de aerdt alle daghen mede werdt bedeckt. Het vier van dien onmenschelijcken oorlogh sloegh over al haer heete vlammen: de wraeck was soo ontvonckt datse niet te blussen en scheen te wesen, ende sijnde alsoo ghestelt inde grootste benautheden om seffens in grondt te gaen is in haeren meesten druck ghecomen tot haer grootste gheluck. Als wanneer den al sienden Heere de ooghen van sijn oneyndelijcke bermhertigheyt heeft gheopent ende het Landt beseghent met eenen peys ende vrede, die niet alleen in ons Nederlandt, maer in veel andere ghewesten des werelts op corten tijt ghecomen is, eenen vrede die met de liefde begost heeft en hopende dat hy met liefde sal eynden op dese werelt ende in het eeuwich leven, sonder eyndt naer dit leven beginnen. De liefde heeft Godt onsen Heere verweckt tot berm- | |
[pagina 203]
| |
hertigheyt, ende bermhertigheyt heeft overwonnen sijne gramschap ende het Landt vergunt een lanck ghewenste rust.
Quo magis jnteritum sibi quisquam instare putabit,
Hoc magis accedit prosperitatis opus.
Die meynt dat hem de doodt naeckt door veel pijn en druck,
Crijght dickwils inden noot een onverwacht gheluck.
De liefde, die door Godts schickinghe haer woonplaets heeft gaen nemen in het hert vanden aldercristelijcksten Koninck van Vranckrijck, ende d'Edelste Princesse Royael jnfante van Spanien, heeft het sweert van straf (daer den mensch om sijn boos leven mede ghedreyght wert) doen opsteken ende het Landt doen beseghenen met vrede. Als den Koninck Assuerus (sijnde op het jodts gheslacht door de valse oorblaesinghe van dien hooverdighen Aman, ten Ga naar margenoot+ uytersten vergrampt) op den hals verboden hadde, niemant onder sijn ooghen te comen sonder dat hy gheroepen werdt of de gulde roede tot teecken van goedertierentheyt tot hem uytghesteken sach, om alsoo de wraeck den vollen toom te gheven tot verdervinghe der joden, is nochtans door sijn Echte Koninghinne Esther (die sonder gheroepen te sijn) by den Koninck is verschenen met vrees vande doodt te moeten onderstaen volghens sijn ghebodt, versoent, als sy het leven van haren Oom ende Behoeder Mardocheus ende het heel jodts gheslacht trachte te verbidden, ghelijck sy oock heeft ghedaen. Soo is oock door de liefde van die twee machtichste Monarchen des werelts, te weten, Spanien ende Vranckrijck den peys ende vrede aen Nederlandt ende meer andere plaetsen vergunt: als die uytmuntende ende deught-rijcke Jnfante van Spaignien als een tweede Esther door haer weder-liefde tot Vranckrijck den vergramden Heere onsen Salichmaker heeft versoent, het bedruckt hert van Nederlandt met vrede versterckt ende haer jnwoonders voor den vrede, van meerder straf verbeden, die door den wreeden oorlogh gheschapen waren tot hun uyterste verdervinghe ende ruine te comen.
Tempora qui reputat sua tristi plena dolore,
Gaudia multa loco saepe doloris habet.
Die meynt dat sijnen tijdt is op het leste endt,
Crijght d'aldergrootste vreught, die d'eynt is van allent.
Als den Heylighen Petrus Apostel met onsen Salichmaecker ende andere Apostelen op zee schipbreuck leden, (drijvende op de onghestadighe baeren van den vreeselijcken springh-vloet) met vreese van te gront te gaen, werdt Petrus met sijn mede Discipels inden meesten noodt van het onweer verlost, ende raeckt in sijn grootste vreught, want onghetwijffelt en can den mensch gheen meerder vreught hebben als verlost te worden uyt een vervaerelijck ongheluck | |
[pagina 204]
| |
dat hem met de doodt is dreyghende, soo heeft Nederlant oock ghedreven in de zee van oorlogh met vrees van te gront te gaen, en is door den vrede vande grootste miserie ghecomen tot haer hoochste gheluck.
In maxima miseria,
Recepit summa gaudia.
Daniel sittende inden diepen kuyl der Leeuwen met vrees van alle ooghenblicken verslonden te worden werdt in sijnen meesten noodt ende perijckel des Ga naar margenoot+ doodts van Habacuc (die eenen Propheet in Judeen was) door hulpe vanden Enghel des Heeren ghespijst, vande hongherighe Leeuwen ghestreelt sonder hem te hinderen, ende door Godts hulpe verlost. Nederlandt ghestelt zijnde inden kuyl van alle droefheyt, inden put van alle miserie onder de wreede en Barbarische Leeuwen van oorlogh ende dieren tijt om verslonden ende haer Roomsche Religie vande ketterije vedruckt te worden, krijght inden meesten noodt door Godts schickinghe den blijden peys ende vrede.
Quo magis interitum sibi quisquam instare putabit
Hoc magis accedit prosperitatis opus,
Die t' naest meynt te sijn bij d' onverwachte doot
De meeste welvaert crijght in sijnen grootsten noot.
Als de dry jodtse mannen Sidrach, Mysach ende Abdenago ghestelt waeren Ga naar margenoot+ in het brandende Fournaijs door bevel van den Coninck Nabuchedonosor, om dat sy de gulden Statue niet en hadden willen aenbidden sijn in het meeste perijckel des doodts van het vier door de hulpe vanden waerachtighen Godt bevrijdt gheworden ende verlost. Ghelijck Nederlant (inden brandenden Oven vanden lanckdurighen krijgh ghestelt zijnde) is door de hulpe Godts, inden meesten druck) ghecomen tot haer grootste gheluck van peys en vrede.
Tempora qui reputat sua tristi plena dolore
Gaudea multa loco saepe doloris habet.
De Kinderen van Jsrael vanden hertneckighen ende bloetdorstighen Pharao vervolght zijnde, sijn in hunnen meesten druck ende vreese des doots door Godts hulpe verlost alswanneer de Zee haer selven heeft gheopent, ende aende Ga naar margenoot+ Kinderen van Jsrael drooghen doorganck verleent, en wederom toesloot als Pharao met alle sijn oorloghs volck daerinne zijnde verdronck. Nederlandt vanden wreeden Pharao des oorloghs vervolght sijnde, heeft haer de vervaerelijcke Zee der tribulatien ghescheyden die den oorlogh heeft verdroncken ende door peys en vrede Nederlandt verlost. Nederlandt is ghecomen tot haer grootste gheluck ende hoochste vreugtht door den vrede. Want aenden mensch niet gheluckigher, beter, nutter, en sali- | |
[pagina 205]
| |
gher en can overcomen als op dese werelt vrede te hebben, om naemaels oock den eeuwighen vrede te ghenieten. Waerop wel te pas comen de woorden vanden Heylighen Augustinus, sprekende aldus: Tale bonum est pacis vt in rebus beatis nil solent audiri gratiosius, nil delectabilius concupisci & nil vtilius poßideri: dat is: Den peys is sulcken grooten goet, dat in ghelucksalighe saecken niet gratieuser en can ghehoort worden, niet liefelijcker begheert oft niet profijtelijcker en can beseten worden. Waer op den Heylighen Coninck David singht aldus tot Ga naar margenoot+ Godt: Grooten vrede hebben sy Heere, die uwen vrede lief hebben. En voor waer die den vrede heeft met de werelt en niet met Godt, waer beter altijt gheperst, verstooten, berooft en ghebannen vanden krijgh ofte tijdelijcke oorlogh als hier op dese aerde rust ende vrede te hebben en naemaels de eeuwighe oorlogh van verdoemenis. Daerom behoorden de menschen door hooverdy wellust en onghetoomde sonden den vrede niet te misbruycken op dat den Heere (die ons den vrede gheeft) ons niet besoeckt met dieren tijdt, pestilentie ende andere plaghen, ghelijck hy ghedaen heeft aen het volck van Zenacherib alswanneer op eenen nacht soo veel duysent menschen werden uyt de wereldt gheruckt om dat sy ghesondicht hadden. Jst dat wy zijnen vrede lief hebben ende niet en d'waelen uyt de spore van sijn gheboden, soo sal hy ons in rust en vrede laten volherden ende ghebenedijden, soo sal hy ons gheven een lanck durich leven ende saligh sterven. Soo sullen de vruchtbaer ackers eens met rust doorploeght worden ende van overvloedighe vruchten swangher gaen, soo sullen de Schepen door de onbekende baeren der Zee moghen seylen en met rijcke schatten gheladen wederkeeren: soo sal den Heer over het vee ende vruchten sijn benedictie seynden ende besonderlijck de vry Consten laten in achtinghe comen, soo sullen de Schilders van alle Const-minnende Heeren eenen onsterffelijcken lof crijghen ist dat sy Godts dienst ende de neersticheyt lief hebben, nu sullen sy hun Consten ten hoochsten gheweerdeert sien ter wijlen alle de Landen op eenen corten tijdt door Godts bestieringhe in vrede ende rust zijn ghebracht. Jck segghe op corten tijt, uyt redenen op den 18. dach van Meert 1660. den vrede tusschen Hispanien ende Vranckrijck in Nederlandt werdt ghepubliceert. Op den Sesden van Iunij werdt het houwelijck van Spanien en Vranckrijck gheconsumeert, ende den 7. Junij inden selven jaere werdt den vrede tussen de twee Croonen van Denemarcken ende Sweeden met alle vreught vercondicht. Op den 8. der selver Maendt heeft Iacobus Stuart Coninck van Enghelandt zijn jncomste ghedaen binnen Londen, alwaer hy met groote blijschap vande jnwoonders is inghehaelt. Wanneer ons neerLant stont VersLagen Door Veel DrVCk
broCht haer een soete troVW een onVerWaCht gheLVCk.
MEn seyt voor een spreeck woort datter selden gheluck oft ongheluck alleen compt, soo canmen bewijsen dat niet alleen Nederlandt door het gheluck van het houwelijck en is begaeft gheworden met den peys ende vrede, maer oock de voor verhaelde Landen, die andersints door hun twisten ende bloedighe crakeelen Nederlandt grooten afbreuck inde Coopmanschap ende | |
[pagina 206]
| |
dierghelijcke welvaert souden verweckt hebben. De Trou alleen is d'oorsaeck dat alle Consten sullen opghetrocken ende ten hoochsten ghesocht worden, ter wijlen de machtighe Coninghen in plaets van hun Steden en de uyterste palen met oorloghs volck ende chrijghs ghetuygh te versien, hun Paleysen, de Gheestelijckheyt hun kercken, den Edelman en Coopman hun Saletten, ende den Borgher zijn huysen sullen vercieren met den costelijcken Schat van Picturas Const, met de Const die de naervolghende vermaerste Gheesten met eenen gherusten lust sullen afmaelen en ten voorschijn brenghen. Daerom ghy Constbarende verstanden en laet u niet meer voorstaen om vanden rasenden bloedt hondt Mars overvallen te worden, oft door den soberen tijt tot armoy te comen ist dat uwen Gheest de neersticheyt lief heeft om de gaven van u verstant op doeck oft paneel af te belden. De neersticheyt moet wesen uwen eenighen schicht om te schieten naer het wit vande onsterffelijcke Eer, men can sien hoe veel de neersticheyt vermach soo men de vremde wercken (die den Natuer voorts brenght) aenmerckt. Siet de water druppelen die op de herte steenen vallen, ende door den sleet uythollen. Het yser en coper verslijt door het ghedurich handelen vanden mensch. Die de keest soeckt moet de note craken, dat is die de Eer soeckt en moet gheenen arbeyt sparen maer de neersticheyt beminnen ende de ledicheyt verfoyen: want die altijt ledich ende doennieten zijn (niet anders doende als den adem uyt en in den mondt laten gaen) ghelijck de beesten, sijn misbruyckers vanden costelijcken tijdt. De Leegh-ganghers die te luy te wercken waeren ende de gaven (die Godt hun hadde verleent) misbruyckten werden eertijts door Dracus Weth-ghever van Athenen ter doodt verwesen. De peerden soo die van jonghs af met arbeydt ghewent zijn, worden den mensch ghehoorsaem, en soo men hun niet en teemt soo wassen sy soo wilt op datter gheen nut oft dienst af en can comen. De Poëten segghen dat Pallas de Goddine van wijsheyt gheen behaeghen inden mensch en hadde, om dat hy schoon, rijck of sterck was, maer om dat hy wijs, rechtveerdich en neerstich was. Daerom behoorden eenen Schilder de neersticheyt meest te beminnen om dat hy daer door de meeste Eer soo in zijn leven als naer zijn doodt can becomen, alswanneer uyt zijn menichvuldighe constighe wercken naer de doodt ghesien can worden met wat een cloeck verstant, neerstich opsicht ende diepsinnighe gheesticheyt hy de selve heeft uytghebelt, hoe vast dat zijn Figuren gheteeckent staen, hoe mals dat sy gheschildert zijn, hoe fray verlicht, hoe net verdreven, gheschaeyt, ghehoocht en uytghediept, hoe los en aerdich dat alles is op sijn plaets ghestelt, welcke Const als dan in meerder achtinghe ende bewaernisse sal ghehouden worden als oft hy noch leefden, midts de doodt het beletsel is van niet meer sulcken wonderbaren Const van zijn handen te becomen. Waer uyt compt anders desen onsterffelijcken lof voorts als door neersticheyt de welcke den grootsten dienst aen het verstant vanden Schilder doen can. Ende ghelijck de beste vruchten vanden wijngaert menichmael onder de tacken ende bladers verborghen zijn jnvoeghen datmen die niet en siet, soo sijnder oock inde lessen ende reghels vande Schilder-const veel nutte, verholen, en noodighe' waerschouwinghen die eenen Schilder van zijn selven niet bespeuren en can, maer moet die door neersticheyt soecken om de uyterste volmaecktheyt van het | |
[pagina 207]
| |
leven te vinden ende naer te volghen, noot daer af wijckende maer volstandich blijvende in alle dienstighe secreten met neersticheyt te vinden, ende zijn selven alle daghen meer en meer te verbeteren, want noot en can den Schilder in sijn werck volmaeckt wesen, uyt reden dat hy alle daghen meer en meer nieuwer volmaecktheyt can vinden ende daerom is Pictura by ons ghenoempt een vry Const. Wilt jemant de neersticheyt sich laten verdrieten meynende dat dese verstandighe Const hem al droomende ende met ledich te zijn, sal aencomen is inder waerheyt al veer verdoolt. Pictura is ghelijck een Vrijster die uyter maten schoon is hebbende veel Vrijers om haer volmaecktheyt te connen ghenieten die sy aende swaermoedighe en traghe Gheesten niet mede en deylt, maer schenckt aen de ghene die gheen moyt of arbeyt en sparen om haer ten lesten in't verstant te vatten. Men leest dat Iacob Laban seven jaeren ghedient Ga naar margenoot+ hadde, om dat hy de schoone Rachael tot sijn vrouw soude crijghen, en om dat hem naer den dienst van seven jaeren Lia wert ghegheven, hem noch eens seven jaeren in Labans dienst heeft verbonden om dat hy Rachel sou connen winnen. Gaet jemant seven jaer de edel Schilder-const hanteren ende Picturas volmaecktheyt tracht te ghenieten, en scheedende van sijnen Meester eer hy de selve oprecht verstaet oft de volmaeckte schoonheyt van Pictura can winnen, en can zijn leven maer een Martelaer der Consten blijven, die qualijck aenden soberen cost sal connen gheraecken om dat hem de neersticheyt van voorder ondersoeck ende studie heeft verdroten ende niet en heeft volhert, om tot de diepste verholentheyt van Pictura te gheraecken ten sy hy door de grootste neersticheyt gheenen dobbelen dienst en ontsiet om de beste vruchten der Consten op't lest te vatten. Leert dan ghy edel Schilders de neersticheyt lief hebben ende de ledicheyt haten soo lanck den goeden Heer u verleent verstant, sterckheyt ende ghesontheydt, want het leven is cort ende als den ouderdom compt vervlieght de wetenschap ende den lust vergaet, ter wijlen het Landt nu ghestelt is in peys ende vrede, soo cont ghy door Const veel schatten vergaeren die inden ouderdom u sullen dienstich wesen, ende sult boven dien achterlaten een oneyndelijcke Faem. Daniel Arts Bisschop van Ments ende Keurvorst des rijckx had met sijn eyghen handt in sijn ghebede boeckxken gheschreven dese woorden: het leven is cort, de schoonheyt bedrieghelijck, het gelt vervlieght, de heersingh is hatelijck, d'overwinningh onseker, den ouderdom allendich, de doodt ghelucksaligh, de Faem van wijsheyt ghedurich. Datter veel dese les in het boeckxken van hun memorie prenten sy en souden gheen moeyt oft neersticheyt sparen om hunnen costelijcken tijt beter over te brenghen die sy door ledicheyt soo licht voor by laten loopen, daer sy op het eynde van hun cort leven sullen moeten rekeningh af gheven, sy en souden hun sinnen op de schoon en ydel wellusten des werelts (die soo bedrieghelijck is) soo vast niet stellen, sy souden meer de gaven (die Godt hun verleent heeft) uytwercken ende daer door eenen onsterffelijcken naem crijghen als ghedurich trachtende naer hooghen staet om (jevers een kleyn ghebiedt hebbende) ledich te gaen ende met hunnen tijt geen profijt te doen, niet eens peysende dat alle heersinghen schadelijck ende hatelijck sijn. Niemant en valt oock den ouderdom soo swaer en allendich die in sijn jonckheyt alle neersticheyt heeft ghedaen om sijnen tijt met eenighe vermaeckelijke | |
[pagina 208]
| |
ende hoogh begaefde Consten over te brenghen, als die niet en heeft uytgherecht ende door ledicheyt altijt gaen steenen treden. Wiens doodt als dan terstont is vergheten, maer de doodt van een cloeck verstant die t'selve door neersticheyt altijt heeft doorploeght ende ghebruyckt achterlatende veel vruchten van zijn neersticheyt, laet achter een ghedurighe Faem om altijt inde ghedachten der menschen te leven. Hier mede wil ick daelen op de cracht der verven daer de Const-barende Schilders mirakels vanden Natuer schijnen door voorts te brenghen, dienende t'eenen weghen tot een lesse voor de leergierighe jeught om eenigh onderwijs te vinden hoe sy de selve verven ende coleuren sal ghebruycken, ende met neersticheyt verdeylen. |
|