In de tweede vertooning
Ziet men, na dat de Gordyn onder een Maatgespel geopent is,
De Stad Offen, omringt van 't Kriste leger en tenten, geleid door Oostenryk. Aan de zuydzy zietmen de Turken de Kristenen, aan de noordzyde Kristenen de Turken boeyen, mishandelen, &c. In 't midden Krygsgeweld. Men telt koppen, Slaven om geld. &c. Voor op, aan de zuidzy word de Graaf Tekkely gevangen weggevoert, en van de Turken bespot, rechtende hun Hooftstandaard op. Aan de noordzy werd de zege der Venetiaanen vertoond; zittende Venetien! op een troon; omringt van den Dogue, en Edellieden, tredende op Turkse Scheepsvlaggen, en Stedeschilden, staande aan haar zyde de Hadriatische Zee. Leggende eenige Turken aan haar voeten. Rondom haar branden toortzen. Koron en Methone leggen verovert. Men ziet wederzyds Spien uitzenden, arbeyden, en Slaven verkoopen.
De dubb'le ringmuur met zyn tooren binnewallen,
En watersterkten werd op 't hevigste aangevallen,
Een kogelhagel, en den donder van 't canon,
Granaad, en bomb vervuld 't angstvallig hart, en ooren,
De buskruid damp verdooft de glans der middagzon,
De wapenkreet, en klank 't gekerm der menschen smooren.
Met aan- en uitval werd, en dag, en nacht gesleeten,
De diepte en breedte van de stroom, en de aard gemeeten,
Door myn en tegenmyn. Wat ooit de krygskunst vond,
Werd hier te werk gesteld. Het werken, vechten, waaken
Gaat weêrzyds onvermoeid, en stad, en leger rond;
Om de eer der zege groot, on wis, en duur te maaken.