Zevenentachtigste aftekening.
A. Het gebeente des Voorhoofds, in dit Hoofd, door middel van een naad, in Twee beenderen verdeeld.
B. het Opperhoofds- } gebeente.
C. des Slaaps- } gebeente.
D. het Juk- } gebeente.
E. het bovenste,
F. onderste Kaakgebeente, in welke gehecht zyn
G. de Tanden.
H. eenige alhier zichtbaare deelen der Wervelen van den Hals.
I. het Sleutel- } gebeente.
K. het Schouderblads- } gebeente.
L. het Borst- } gebeente.
M. de Ribben, welke men waare en die,
N. welke men bastaard Ribben noemd.
O. de Wervelbeenderen van de Rug en
P. der Lendenen.
Q. het Darm- } gebeente.
R. Heupe- } gebeente.
S. Gemagt- } gebeente.
T. Heylig- } gebeente.
V. Staart- } gebeente.
W. Schouder- } gebeente.
X. des Arms Ellegebeente.
Y. de Arms Kleene Pyp.
Z. de beenderen van de Hand.
1. | het Dyegebeente. |
2. | de Knieschyf. |
3. | het Scheen- en. |
4. | Kuitgebeente. |
5. | de beenderen van de Voet. |
Het achterste en ten deele zydelyke aanzien van het Geraamte, beeld af de