Eenentachtigste aftekening.
A. De Knie- B. gedeeltens van het Kuit- en C. Scheengebeente. D. de Hiel- en E. de voorste Scheenspier. F. de uitstrekker van het eerste- G. tweede gelid der Vingeren. H. de uitstrekker van den Duim. I. een gedeelte van de Kuitspier. K. de huid, met de aanhangende eeldachtige, zeer dikke opperhuid van de hiel en de bal des voets gescheiden. I. een priemken, tot het oplichten van de peezen en duidelyker vertoog, gebruikt. Deeze Spieren vertoon ik, aan de eene van hunne peezen alleen noch gehecht, in de