Drieënvyftigste aftekenings
I. Uitbeelding een Lyfmoeder, niet lang na het bezwangeren uit het lichaam gesneeden, vertoond: A. des Lyfmoeders grond. B. de linker Trompet, leggende op het C. Eyerbedde zelf. D. gezwollene Bloedvaten. Deeze Trompet, (zie de
II. Uitbeelding.) A. Afgetogen zynde, vertoonde zich niet alleen omtrent den ingang B. maar ook tot aan de Lyfmoeder C. door de gezwollenheid der vaten, zoo wel van buiten, als van binnen, zeer hoog rood, konnende des zelfs holte gemakkelyk een groote erweete bevangen. Deeze Lyfmoederlyke Trompet geopend zynde, (zie de
III. Uitbeelding.) quam het spiervezelige A. en vliezige B. gestel te voorschyn; want des zelfs bundelen lagen van elkander gescheiden en aan het buitenste bekleedzel C. vast en kon men aldus de gestalte van de Trompetspieren D. bequaamelyk onderscheiden. Tot omstandiger vertoog, heb ik by dit noch gedaan de
IV. Uitbeelding, vertoonende deeze Lyfmoeder A. na dat des zelfs Bloedvaten, de Ader naamelyk B. met bruin- de Slagader C. met rood wasch gevuld waaren. Welk konstwerk van de eene zyde allen geschied: zoo dat uit de inspuiting des waschs van een vat, der anderer vaten vervulling geschied. D. verbeeld een gedeelte van het uiterste gescheidene vlies. E. het breed bandachtig uitspanzel. F. de Eyerbedden. G. de Lyfmoederlyke Trompetten, insgelyks met wit wasch vervuld. H. de Bloedvaten, door die lichaamen, welke men de ronde banden noemd, overvloedig en bundelwys verspreid. Hier op volgd de