Vyftigste Aftekening.
A. De rechter, B. de linker Nier. C. de Nierklieren. D. de Pisleyders. E. des grooten Slag- en F. Holaders afgesneedene stammen; e.f. der zelver mindere takken, tot het Eyerbed en Trompetten gaande: der zelver rechter G. ontwonden en opgeblaazen; toch de linker H. vertoond zich noch in zyn omkleedzelen. I. een gedeelte van de Rechte darm, met een band toegebonden. K. de Lyfmoeder. L. de Blaas, met het gemeene bekleedzel van den Penszak omtogen. M. des Lyfmoeders Trompetten. N. Eyerbedden. O. de Vrouwelykheid, welke ik, als zynde uiterlyk voor aan het Schaamgebeente gelegen, eerst (gelyk in de beschryving der Mannelykheid geschied is) zal onderzoeken. Zy werd te zaamen gesteld, behalven die het lichaam algemeen zyn, uit deelen, die men Lippen noemd P. de Kittelaar Q. en de Waternimfen R. De Lippen, een scheur in het midden laatende van omtrent het schaamdeel tot byna aan den Aars, welke tusschenplaats men de Naad van den Aars gewoon is te noemen, werden uiterlyk met hair S. bezet: inwendig zyn zy gemaakt, zoo van spierachtig weezen, het welk van de Sluitspier voort komt, als van vet, waar tusschen veel vliesachtigheden loopen. Benedenwaards bevind men de Lippen gespannener en strakker, bovenwaards uitpuilende. Der zelver hoogtens T. voeren de naam van Venusheuvelkens. In de bovenhoek van de Vrouwelykheid en tusschen des zelfs losse bekleedzelen, steekt de V. Kittelaar uit, met een zelve vlies, als de Lippen, bekleed, het welk alhier de Voorhuid genoemd werd: (zie de