Het dagboek van Jacob Bicker Raye 1732-1772
(1939)–Jacob Bicker-Raye– Auteursrecht onbekend
[pagina 240]
| |
Hoofdstuk XXV
| |
[pagina 241]
| |
Willem van Loon, oud-schepen, was tot herstel van deszelfs gezondheid, naar Genève gegaan. Hij had er dus heel wat voor over, want het reizen was niet al te comfortabel in die dagen. Ook zijn vrouw was met hem mee gegaan en nu was op 17 Januari de treurige tijding uit Genève gekomen, dat zij aldaar ‘seer subiet’ aan ‘een apoplectie’ overleden was. Van Loon schijnt de kuur wel goed gedaan te hebben. Hij zou eerst in 1783 op 76 jarigen leeftijd sterven. | |
[24 Januari]Toen er op 24 Januari justitie gedaan zou worden was er onder de gegeeselden ook een Portugeesche jood, die een valschen wisselbrief had gemaakt. Het was in geen dertig jaar gebeurd, dat een Portugeesche jood op het schavot was geweest, en men vertelde dat er wel 20.000 gulden geboden was, om den man weer vrij te krijgen, maar er viel in dit geval niet met den Schout te composeeren. | |
[24 Februari]Een deftig huwelijk op 24 Februari, toen de WelEdl. Geboren Heer Mr. Lieve Geelvinck, Commissaris, trouwde met de WelEdl. Geb. Jonkvrouwe Hasselaer, tweede dochter van den Hoog Edl. Groot Achtb. Heer Mr. Gerrit Aernout Hasselaer, President Regeerend Burgemeester dezer stad. Het huwelijk werd met de alleruiterste pracht en statie, ‘volgens eys en eygenschap van Haare Welgeboorens bijder Hoogen Geboorten, luysterrijk geviert en voltrokken in de Nieuwe Kerk door Ds. Johannes Visser’, weet Bicker Raye ons te vertellen. | |
[25 Februari]Met de familie van der Souw ging onze dagboekschrijver heel vriendschappelijk om. Nicolaas van der Souw was boekhouder van de wijnen op de stads Groote Accijns en had een lakenwinkel in de Warmoesstraat. Bij zijn overlijden, op 25 Februari, wijdt Bicker Raye eenige waardeerende woorden aan de nagedachtenis van zijn vriend en deelt ons mede, dat hij in de Oude Zijdskapel begraven ligt, in het doophuis, aan de linkerhand van den dominee, als hij op stoel staat. | |
[pagina 242]
| |
1 Maart 1756, in de fleur van zijn leven - hij was drie en dertig jaar. Hij is dezelfde, die volgens Elias op zijn zestiende jaar reeds secretaris van de stad was, maar later ‘onder curatele gestelt en stedekint’ gemaakt. Ondanks dat had hij toen toch zijn ambt mogen behouden. | |
[13 Maart]Door Godes zegen was er op 13 Maart zoo considerabel veel zeevisch, alsmede levendige en doode zalm op de markt geweest, als in geen twintig jaarwas gebeurd. De vischvrouwen hadden voor één gulden een goede zalm ingekocht en in die week was er voor 8316 gulden vrij geld aan visch op mijn markt, schrijft de afslager, die blijkbaar erg in zijn nopjes is. | |
[11 April]Drie jaar geleden had Albert de Meyere bankroet gespeeld en nu was hij op 11 April in de grootste armoede overleden. Hij woonde aan den Overtoomschen weg en moet een zeer braaf koopman geweest zijn, maar zijn vrouw, een dochter van den luitenant-generaal van Schak en weduwe van den kapitein Mackay, was door haar kwade directie in alle deelen oorzaak van haar mans ongeluk geweest. Zij bleef met haar beide zoontjes achter en was nu weer op 't uiterste swaar.
Dienzelfden dag werd Jan Snoek, de wijnkooper, weduwnaar. Een groot verlies, hij was nog pas vijf à zes weken getrouwd, maar door de huwelijksche voorwaarden werd de man 30.000 gulden ‘verbetert’.
Nu zijn moeder overleden was, bleef Bicker Raye niet meer in het huis op de Reguliersgracht wonen. Er werd dus ‘boelhuys’ gehouden en alles wat hij niet noodig had, werd verkocht. Jacob verhuisde naar de Warmoesstraat, het zevende huis van de St. Jansstraat na de Oude Brug zuidoost-zijde. Waarom hij juist in de Warmoesstraat ging wonen? | |
[pagina 243]
| |
Wel, zijn overleden vriend van der Souw had er immers gewoond en diens weduwe, waarmee hij later zou trouwen, woonde er nog. | |
[17 Mei]Een makelaar moet geen zaken voor eigen rekening doen. Daar had Eduwart Daniels, voornaam makelaar in de koffie, en thee, porcelein etc., zich niet aan gehouden. Tengevolge van zijn eigen ongelukkige negotie stierf hij op 17 Mei als een niets nalatend man. Wel jammer, want hij was ‘figelant’ en ijverig genoeg en wanneer hij zich alleen bij het makelen had gehouden, had hij een zeer considerabel man kunnen zijn. | |
[21 Mei]Andreoli, een rijk man, overleed op 21 Mei aan de waterzucht. Hij had aan zijn vrouw, de dochter van een herbergier, 12 actiën van de Oost Indische Compagnie getransporteerd, waardoor deze dame over een inkomen van ongeveer f 8000 's jaars kon beschikken. Zijn beide dochters, die heel mooi waren, erfden ieder een ton of acht.
Bicker Raye had voor 1/32 portie in het schip Vrouw Maria Anna, dat op Suriname en Indië voer. Bedoeld schip werd op 24 Mei aan den Heer Blankert verkocht voor de som van 10.260 gulden. | |
[10 Juni]Op 10 Juni overleed de Edl. Achtb. Heer François van Harencarspel, Heer der stad Beverwijk, Wijk op Zee en Wijk aan Duin, na een langdurige bedlegerigheid en ‘droevige besoeking van “enossance”, sodat hij van sijn selfs niets wist’. Hij woonde volgens Elias in het huis ‘van outs genaamt het Potasvat’ (thans no. 533) op de Heerengracht bij de Vijzelstraat. | |
[pagina 244]
| |
man geweest, die van veele mense om sijn goede hoedanigheede seer betreurt wort’. Hij was eigenaar van de hofstede Bassen-Hoff aan de Utrechtsche Trekvaart bij Baambrugge. | |
[18 Juni]Er waren niet minder dan drie logementen ‘de Liesveltse Bijbel’ en in het middelste was op 18 Juni een onbekende dood op zijn bed gevonden. Er was groote presumptie, dat de man zelfmoord had gepleegd, want hij zat heel slecht in de kleeren, maar onder zijn bed werden 360 ducaten, 40 rijders en 80 gulden aan zilvergeld gevonden en nog een papiertje met opiumpilletjes. Een goud ‘orlosie’ zat in zijn oude slechte broek. Ten slotte bleek de man een collecteur te zijn, die er met een partij geld was ‘deurgegaan’. | |
[16 Juli]Van het overlijden op 16 Juli van den WelEd. Gestr. Heer Godlieb Joan Adolf von Trabe krijgen wij een uitvoerig bericht. Zijn Edl. Gestr. was een Duitscher, die in 1730 als soldaat naar Oost-Indië was vertrokken en aldaar aan de pen geraakt (‘pennist’, bij de administratie). Hij was eerst getrouwd geweest met de weduwe van den heer Jan Goosens en zijn tweede vrouw was de dochter van Bicker Raye's vrouws zaliger oom, den heer Ad. Goosens, die aldaar vele jaren eerste ‘dispensier’ was geweest en considerabel veel geld bezat. Von Trabe was het meegeloopen. Successievelijk werd hij geavanceerd tot diaken, schepen van Batavia en naderhand tot drossaard der Batavise Ommelanden, en vice-president in het college van Heeren Heemraden. Maar tenslotte wilde hij wel naar Europa terug. Zijn vrouw, Zenobia Goosens, wilde echter haar geboorteland niet verlaten. Eenige jaren had hij nog getracht haar te persuadeeren mede te gaan, maar alles was vruchteloos en toen had hij eindelijk geresolveerd, met volkomen toestemming van zijn vrouw, alleen terug te gaan. De kapitalen en goederen werden gedeeld en hij had zijn portie, die de kleinste na gedachte niet geweest is, naar Holland meegebracht. Voor alles was gezorgd. Twee gemachtigden waren benoemd | |
[pagina 245]
| |
om het goed van zijn vrouw te administreeren. Hij of zijn familie zouden daarvan, na haar dood, nog een vijfde part krijgen. Maar nu was hij reeds, 49 jaar oud, overleden en had zijn vrouw erfgenaam gemaakt. Hij was bijzonder royaal met legaten geweest. Bijna drie ton was er uitgedeeld en hiervan kregen de drie executeurs, waarvan Bicker Raye er een was, elk 2000 rijksdaalders. Een extra buitenkansje. Geen wonder dat de rijke Indischman met de meeste statie met zes koetsen en de lijkkoets, in de Oude Kerk werd begraven, in 't doophuis, vlak voor de preekstoel. | |
[31 Juli]Jasper Bolten, oud-schepen, handelaar in kanonnen en staafijzer, die op den Buitenkant, bij de Foeliestraat, had gewoond, was op 31 Juli overleden. De man had volgens Elias in 1751 zijn benoeming tot schepen te danken aan de voorspraak van Johannes Esgers, Professor in de Theologie te Leiden. In het volgende pamflet werd die benoeming niet onaardig gehekeld. ‘Op de aanstelling van Zijne Ezelheid Jasper Bolten tot Scheepen van Amsterdam 1751’. ‘Hoe zou men van een man, die 't schrapen is gewoon,
Wiens grootvaer langs de straat met Evangelie leezen
Den rijksten bedelaar stak na de glorie-kroon,
Verwagten dat hij wierd tot Scheepen aangepreezen,
Of is 't omdat hij door hard, ruw, oud roestig ijzer
Te handelen, moogelijk ook wat bars en ruw van aart,
In 't eer-ampt worden mogt wat zagter, vroomer, wijzer’.
| |
[2 Augustus]‘Mijn zeer oude en goede vriend, de heer Abraham van de Casteelen, die enige jaren op de kust Nagenepatteman (Negapatnam) als opperhooft gelegen heeft, is op 2 Augustus in seer goede gesondhyt uit Oost-Indië terug, maar is door een val ontheupt en gaat met behulp van twee of drie menschen’ wordt aangeteekend. De goede vriend had echter niet veel meegebracht. Het meerendeel van zijn kostbaarheden was onderweg gestolen, waarbij men gebruik gemaakt had van 's mans indispositie. | |
[pagina 246]
| |
Ondanks zijn ‘seer goede gesondhyt’, overleed de Indischgast reeds eenige dagen later, in het logement de Son, op den Nieuwendijk, waar hij voorloopig zijn intrek genomen had. | |
[12 Augustus]Op 12 en 13 Augustus hebben Bicker Raye en de andere executeurs de ‘juweelen, paarlen, raritijten en frajigheden’ enz. van den overleden von Trabe publiek in het huis van den kapitein Joghem Outjes, op den Binnen-Amstel, waar zijn Edl. Gestr. overleden was, verkocht. Er was o.a. een ring met briljant bij, die door den juwelier Oudermeulen voor 13000 gulden gekocht werd. De geheele veiling bracht bijna 35.000 gulden op. Logement ‘de Son’ op den Nieuwendijk.
| |
[6 Oktober]Tengevolge van een storm die in den nacht van zes op zeven October, tegen één uur, uit het Zuiden opkwam en tot den volgenden middag aanhield, was er een stuk lood van het dak van het Stadhuis gewaaid, dat meer dan 60 voet lang en 3 à 4 voet breed was en wel 2000 pond woog. Het gevaarte was op twee vensters op 't dak blijven liggen en lag er zoo keurig, alsof 't met menschenhanden daarop gelegd was. Ook hadden verscheiden schoorsteenen er aan moeten gelooven en een, | |
[pagina 247]
| |
op het hoekje van de Hoogstraat, bij de Varkenssluis, was juist op een jood terecht gekomen, die daar toevallig met een kruiwagen passeerde. De man was doodelijk gekwetst en de kruiwagen te pletter. Ook op zee was 't bar weer geweest. Tusschen Holland en Friesland waren meer dan vijftig schepen gebleven en op de Texelsche ree waren de meeste schepen, die er lagen, verongelukt of hadden zware averij gekregen. | |
[30 Augustus]‘30 Aug. 56 is alhier de seer droevige tijding gekomen, dat het Oost indies Retourschip Niew Vyvervreugt digt bij de Hollandse wal was in brant geraakt en voorts in de lugt gesprongen, sijnde van 150 mense, die daarop waaren, maar 45 sielen door drie andere Oostindiese scheepen geborgen’.
‘Heeden (20 Sept. 1756) sijn op de kermis alle spullen gepermiteert geweest, onder welken is te sien geweest een Reusin, die seer groot, 18 jaar oudt en seer mooy en goet van postuyr was, als ook een manne Leeuw, die so mak was als een schaap en veel andere seltsaamheden.’ | |
[10 Oktober]Op zijn prachtige buitenplaats Watervliet, tusschen Velsen en Beverwijk, overleed, op 10 October, de oud-burgemeester - hij was in 1748 geremoveerd - Gerrit Corver, de kleinzoon van den beroemden burgemeester Mr. Joan Corver. Bicker Raye noteert aldus zijn overlijden: ‘op 11 Oct. (moet zijn 10) is den Hoog E.D.L. Gt. Achtb. Heere Gerrit Corver, Heere van Velsen, Oudt Burgermeester deser stadt, op sijn Hoog E.D.L. Gt. Achtb. hofsteede bij Velsen in den ouderdom van 66 jaaren overleeden, wordende om sijn verstant, goetaardige, burgerlyke menslieventhijt, genereuse mildagighijt ontrent den armen en allen menschen die veelvuldig in sijn dienst waaren, uytmuntende godtvrugtighijt, en verdere prijswaardige deugden, van groote en gemeene mense seer betreurt’. | |
[pagina 248]
| |
Jan Bouwmeester was ‘beunaas’ (niet geadmitteerde makelaar) en had zijn wedergade niet als kenner van kaneel. Dit was nu juist zijn ongeluk, want daardoor kwam hij dagelijks op de beurs in aanraking met joden en andere menschen, die voor gebruik hadden elkander onder het negotieeren tegen de borst te slaan. Naar men zegt had hij er een ‘kankereus accident, even boven het sleutelbeen aan de keel’ door gekregen, dat ten slotte zoo aangroeide, dat de keel toeging en hij, op 18 November, stikte. |
|