Het dagboek van Jacob Bicker Raye 1732-1772
(1939)–Jacob Bicker-Raye– Auteursrecht onbekend
[pagina 102]
| |
Hoofdstuk XII
| |
[22 Januari]Op den 22sten Januari een deftig huwelijk. Cornelis Munter, de zes en twintigjarige zoon van Burgemeester Mr. Willem Munter, zelf ook reeds Schepen van de stad en lid van de voorname firma Andries Pels & Soonen, trouwde op dien dag met Margaretha Cornelia van de Poll, de dochter van Burgemeester Mr. Harman Hendrik van de Poll, bij haar huwelijk genoemd ‘een seer schoon mens en tusse de sestien en seventien jaar oudt’. Het jonge paar ging op de Heerengracht wonen in het prachtige dubbele huis, het derde ten oosten van de SpiegelstraatGa naar voetnoot1) (thans no. 468).
Den volgenden dag was er alweer een huwelijk in de groote wereld | |
[pagina 103]
| |
en trouwde Mr. Nicolaas Geelvinck, Heer van Castricum, Backum, Stabroek, Croonenburg, Velsen en de Santpoort, Schepen van de stad (later zou hij ook de hoogste waardigheid bekleeden) met Hester Elisabeth Hooft, de 24-jarige weduwe van Mr. Willem Meulenaer. Zij werd ‘voor de schoonste vrou van fatsoen gedebiteert, die men kent’, schrijft Bicker Raye.
Aan de Edl. Heeren Gecommiteerden tot de aanstaande personeele belasting (het waren de Heeren kolonel Jan van Loon, kolonel van de Poll en Cornelis Hop) moest Bicker Raye, in zijn kwaliteit van kapitein van de burgerij, rapport doen wegens het kohier van zijn wijk no. 50. Hij was zoo welwillend geweest verscheidene burgers, die in zijn wijk woonden en die te hoog wegens de huren waren gesteld, voor vermindering voor te dragen. De Heeren namen hiermee genoegen, bedankten hem en beloofden niet te zullen nalaten de Edl. Gr. Achtb. Heeren Burgemeesteren hun genoegen dienaangaande en zijn ‘exakte obedientie’ te kennen te geven. | |
[23 Februari]Het te vondeling leggen van kinderen was iets heel gewoons en kwam bijna iederen dag voor. Evenals trouwens het vermoorden van pasgeboren kinderen. Op den 23en Februari wandelde Bicker Raye toevallig voorbij het Aalmoezeniersweeshuis, waar even te voren een vondeling was neergelegd. Het was een allerliefste jongen van een dag of vier en het had een briefje aan zijn luier, waarop stond, dat het uit onmacht was, dat het kind te vondeling was gelegd. Verzocht werd het op te nemen. Het was behoorlijk in de Westerkerk gedoopt. Het werd dan ook opgenomen en Bicker Raye hoorde de kinderen van het huis, waaronder heel wat waren, die evenmin hun vader en moeder kenden, ‘weer een broertje’ zingen.
Vijftien jaar lang had de Heer Andries van Bom een stalknecht | |
[pagina 104]
| |
gehad, waarover hij bijzonder tevreden was en toen deze knecht stierf, bleek het een vrouwspersoon te zijn. Niemand had daar het flauwste vermoeden van gehad, want die vrouw kon uitstekend met paarden omgaan. Dieren, die niemand anders kon regeeren, wist zij in de manege zoo te dwingen en te temmen, dat haars gelijke zelfs onder de mannelijke ‘cecte’ niet te vinden was. | |
[31 Maart]Nauwelijks twee maanden na haar huwelijk overleed tot onuitsprekelijke droefheid van haar familie, op 31 Maart, de schoone Hester Hooft, echtgenoote van Mr. Nicolaas Geelvinck. Zij moet aan een zeer ellendig en onbekend ongemak, dat men meende van de milt ontstaan te zijn, gestorven zijn. | |
[3 April]Dat was een groot verlies, niet alleen voor de gastvrije Willem Bus zelf, maar ook voor al zijn vrienden, dat zijn nicht en huishoudster, juffrouw van der Does, die zoo uitstekend voor alles zorgde, op 3 April niet meer tot de levenden behoorde.
Daar heeft neefje van Loon alweer een prijs uit het tweede Latijnsche school weggedragen, ditmaal een derde. Het jonge mensch is nu reeds naar de derde klasse overgegaan. | |
[27 April]De Gr. Edl. Achtb. Heer Mr. Nicolaas Sautijn, Oud-Burgemeester en Raad ter Admiraliteit, Bewindhebber der O.I. Compagnie en nog een heeleboel meer,Ga naar voetnoot1) overleed op 27 April op 66-jarigen leeftijd. De burgemeester had op de Heerengracht bij de Reguliersgracht gewoond en was weduwnaar van Clara Decquer, die, zooals B.R. destijds vermeld heeft, op 5 Januari 1739, met koetsen begraven was, hetgeen men toen nog nooit te voren gezien had. | |
[29 April]Het liep weer tegen Mei en de oude mevrouw Raye, de moeder van Jacob, ging weer eens verhuizen. Van den Binnen-Amstel vertrok zij op 29 April naar de Reguliersgracht, stille zijde, het vierde huis van de Heerengracht. ‘Wij’, schrijft haar zoon, want hij ging natuurlijk met zijn moeder mee, ‘Wij hebben dat huis van de juffrouw weduwe Angelkot voor vier jaren gehuurd voor 465 gulden per jaar.’ | |
[pagina 105]
| |
[3 Mei]Het schijnt dat Willem Bus weer een andere huishoudster had gekregen. In ieder geval, het liet weer niets te wenschen over, daar op het gezellige ‘Oostermeer’, waar Bicker Raye met nog twee andere vrienden, de heeren Gerard Terborgh en Mr. Albert Hooglant, op 3 Mei te logeeren waren gevraagd. Er werden ook belangrijker zaken gedaan. Bus en Terborgh gingen een overeenkomst aan, waarbij zij elkander beloofden aan den langstlevende een legaat van 6000 gulden te vermaken. Ieder zou de acte voor zijn eigen notaris passeeren en de twee andere heeren, waaronder Bicker Raye, zouden als getuigen optreden. | |
[5 Juni]Op 5 Juni twee deftige huwelijken: Elisabeth Hooft, de oudste dochter van Burgemeester Mr. Daniël Hooft, Vrijheer van Vreeland, trouwt met Mr. Wouter Valckenier, Schepen van de stad. Het echtpaar nam zijn intrek in het familiehuis der Valckeniers op den Kloveniersburgwal bij de Nieuwmarkt (thans no. 23). Op dienzelfden dag werd ook het huwelijk voltrokken tusschen de jongste dochter van Mr. Boudewijn van Collen, Schepen en Bewindhebber der O.-I. Comp. en Mr. Dirck Backer, Heer van Nootdorp. Hun toekomstig adres was Heerengracht, bij den Amstel (thans no. 580). | |
[27 Juli]Mr. Mattheus Lestevenon, Oud-Burgemeester van Amsterdam en Bewindhebber der Oost-Indische Compagnie (zie blz. 266, noot 1), overleed op 27 Juli in den ouderdom van bijna 67 jaar. ‘Sijn Hoog Edl. Gr. Achtb. was een exempel van de potagristen, aan welk ongemak en gevolgen van dien hij sedert eenige jaaren elendig had geleeden, sodat hij wel in vier à vijf jaren niet uyt zijn huysgeweest was. Hij laat een eenige soon en considerabel veel gelt en goet na’, weet Bicker Raye van hem te vertellen.
Een groote distillateurswinkel was gevestigd op den Singel, tegenover de Kleine Vischmarkt (voor de Generale Doelen, thans de Universiteitsbibliotheek). Het was een heel hoog gebouw, waar ‘de drie fleschjes’ uithingen, en toen het op 29 Juli | |
[pagina 106]
| |
in elkaar stortte, moest het huis er naast het ook ontgelden. Heel veel consternatie, maar verder geen ongelukken.
Jacob Boreel, afslager van de meubilaire goederen, schijnt nog al driftig geweest te zijn en er vrij zonderlinge manieren op na gehouden te hebben. Eens had hij een van zijn dienstmeiden met een slijpbord ‘in haastigheid’ een flinken slag in den nek toegebracht. Een dag of tien later stierf de meid en toen zei men, dat het tengevolge van dien ongelukkigen slag was, wat ook wel het geval zal geweest zijn. Maar in die dagen zal men het een Boreel niet om zoo'n kleinigheid lastig gemaakt hebben. | |
[22 Augustus]Alweer een burgemeester, die het tijdelijke met het eeuwige verwisselde; en wat voor een, Mr. Lieve Geelvinck, Heer van Castricum, Mijnden, de beide Loosdrechten, Backum en Croonenburg, was niet minder dan zeven maal Regeerend Burgemeester geweest. Geen wonder dat Bicker Raye ons een heel verhaal geeft van 's mans overlijden. 22 Augustus is de Hoog Edelen Groot achtbaaren Heere, den Heer Mr. Lieven Geelvinck, Heere van Castericum, Mijnden en de Loosdregten, Regeerent Burgemeester en Raadt, mitsgaders Bewinthebber in de Oostindische Compagnie, etc. etc., in den ouderdom van 68 jaaren aan een opstopping van waater in de nieren, na agt daagen elendig geleeden te hebben, overleeden, tot groote en smertelijke droefhijt van sijn Hoogwaarde Familie en de gansche burgerij deser stad. Dominee Culenkamp in de laatste dagen daar verzogt sijnde, sijde de Burgemeester tegen hem: ‘Dominee, gij kompt hier bij mijn als bij een gecondemneerde ter doot; ik heb U Ed. versogt om met mijn een gebet tot Godt te doen’. De Burgemeester lij op een rustbank; de dominee op zijn knyen vallende om te bidden, zoo stont den Burgemeester, doch met groote moeyten, op, met intentie om ook op zijn knyen te gaan liggen. De dominee sulks siende, syde: ‘Mijn Heer, God siet Uw goede hart, en U kragten laaten sulks niet toe’. Waarop den Burgemeester antwoordde: ‘Die kragten, die Godt mij nog overlaat, sal ik dan besteeden om hem te dienen’, en ging, niettegenstaande deszelfs swakten, ook op zijn kniejen leggen bidden. | |
[pagina 107]
| |
‘Sijn H. Edl. is den 27 met de grootste statie met koetsen in de Niwen Kerk begraven, onder een nooyt gehoorde toevloet van menschen, sijnde de Dam zoo vol alsof er justitie gedaan wiert, dewelke alle sijn nooyt volprezen deugden en gemeensame burgerliefde en groot verstant uitgalmde’Ga naar voetnoot1). | |
|