| |
| |
| |
Remco Campert
Er zal altijd wel geschreven worden
Het huis, in Antwerpen, stond voordat Remco en Loetsia Campert er met hun dochters Manuela (4) en Cléo (1) introkken, dus tot 2 weken geleden, te huur voor f 200 per maand. 't Heeft drie verdiepingen, tien, bijna allemaal grote kamers. Niets staat op instorten, niets hoeft geverfd. Aan de achterkant is een tuin met een terras, waar op 18 juni, te 13 uur, Cees Nooteboom in de zon zit. Zie de parketvloeren (tot in de keuken), de wit marmeren gang, de 2 lange trappen naar de (grote) werkkamer van Remco. De tafel met schrijfmachine staat bij het raam of beter de ramen, waaruit driekwart van de buitenwand bestaat. En je kijkt tot 't einde van een lange straat, die wat scheef loopt, zodat je een goed gezicht hebt op de daken en gevels van huizen, met net zoveel allure als dit.
remco campert: ‘Je bent nooit in Amsterdam bij ons op de Bloemgracht geweest. Ik zat er in een klein zolderkamertje, naast de keuken. Ik heb er nog 2 boeken geschreven. 't Was zo benauwend, de hele dag vlak op elkaar, ingekapseld tussen muren.
Ik zit hier wel minder dicht bij de bron, maar ik kan hier ook wel stukjes schrijven... Alleen, 't betaalt hier slecht. Ik kan wel boekrecensies schrijven voor De Nieuwe Gazet misschien, ze betalen een Hollander wel iets meer, maar ik vind kritieken schrijven... 't is informatie waar niemand om vraagt, de lezer niet en de auteur niet. 't Hele instituut van de kritiek is zinloos, tenzij iemand daarnaast iets te zeggen heeft. Maar iemand ongevraagd je oordeel over iemands werk te geven voor geld... Als je even goed over je zelf nadenkt, moet je 'n gevoel van betrekkelijkheid krijgen. 't Is ook zo verdomd veilig, je zit in de rechtersstoel, je geeft weinig van je zelf prijs en je kan de schrijver een hoop
| |
| |
ellende bezorgen. 'n Vreemd beroep, recensent... Ik heb geen leermeestersmentaliteit.’
ik: ‘Die pagina in Het Parool waar je over je zelf vertelt, dat was toch tekst uit die verboden tv-uitzending?’
r.c.: ‘Ja, 't was wel aardig van Het Parool me zo'n hele pagina te geven, maar ik vond de tekst een beetje vervelend. Nou ja, 't was 'n praat-tekst. Bedoeld voor tussen de plaatjes. Aan de andere kant... ik ben 't toch wel.’
ik: ‘Heeft de avro je nou al betaald?’
r.c.: ‘Ik heb nog geen cent gezien.’
ik: ‘Hoeveel zou je krijgen?’
r.c.: ‘f 600,-. Ik kan me er wel kwaad over maken. Er komt bij dat ik 't erg nodig heb. We hebben er 4 weken aan gewerkt. En op 't laatste moment springt 't af door... door... door... van kwaadheid weet ik z'n naam niet meer... Ger Lugtenburg. De anderen zijn wel betaald. M'n moeder, Jan Vrijman, Rijk de Gooyer. Ik geloof dat 't voor een proces contractueel moeilijk ligt... maar als ze een beetje fatsoenlijk waren, zouden ze mij betalen.’
ik: ‘Ze gaan gewoon door, kijk naar de censuur in dat programma met Rein Bloem. 't Betekent wel veel publiciteit.’
r.c.: ‘Ik ben er helemaal niet gelukkig mee. Ik wil niet de schrijver van 't woord naaien zijn. Boekverkopers denken, als ze maar kopen, maar ik wil graag dat ze m'n boeken om goeie redenen kopen. Bovendien kan ik er niet goed tegen. De eerste dag zag ik 't als een grap, de tweede dag kreeg ik een depressie. Omdat 't zo frustrerend is. Je bent 4 weken bezig. (Hiaat) Ik praat toch al moeilijk over me zelf. Ik moet me enorm oppeppen. Ik zag tegen 't gesprek met Gomperts op. Toen 't gebeuren zou, ging 't niet door. 't Heeft me enorm gedeprimeerd. 't Ergste vind ik nog... je werk wordt er niet beter van. 't Is frustrerend...’
ik: ‘'t Is gek, die plotselinge sex-hetze.’
r.c.: ‘Dat vind ik niet zo erg. Een tijd hebben we onze gang kunnen gaan, 't ontging ze... Dit is een teken dat er notitie van wordt genomen. Dat ze 't als een bedreiging zien... De hp heeft zich met die stippeltjes enorm belachelijk gemaakt... Grappig, dat Trouw wel 't woord (lacht) 't wóórd publiceerde. Ik wist niet wat ik las.’
| |
| |
ik: ‘Waar zou Gomperts 't met je over hebben?’
r.c.: ‘We hebben een paar avonden gepraat... o.a. over Liefdes schijnbewegingen, hij had bezwaren.’
ik: ‘Welke?’
r.c.: ‘Tegen die jongen die in de ijskast was opgesloten. Hij zei, dat kan niet. Ik heb me heftig verdedigd. Nadat hij 't voor de tweede keer gelezen had, kwam hij op alle bezwaren terug, maar, zei hij, 't was niet authentiek... 't Was niet beleefd. 't Was te makkelijk.
Ze hebben niet begrepen wat dat opsluiten betekende. Voor mij kan 't niet anders. Als ik er nu over denk, vind ik toch dat 't precies in 't verhaal past. Ik wil er gewoon mee aantonen, de schok die die jongen gehad heeft. Ik had ook gedacht dat 't duidelijk was dat die jongen door 't feit dat 't meisje wegliep geschokt was. Ik dacht dat ik 't beter zo over kon laten komen. 't Gaat voor mij in de eerste plaats om die opdonder die die jongen gehad heeft.’
ik: ‘Die lange monoloog van Trix als ze tegenover Gerard Beka staat vond ik erg goed.’
r.c.: ‘Gomperts ook... wat ik niet verwacht had van hem. Naar mijn smaak is 't emotioneel. Ik vind 't ook te poëtisch bijna. 't Past er wel in. Er moest op die plaats iets gebeuren, 'n uitbarsting. Maar ik vind 't te makkelijk, 't boek is af, 't heeft geen zin erover te denken.’
ik: ‘Je bent bezig aan het Gangstermeisje. Is dat een soort Trix?’
r.c.: ‘'t Is een ik-boek. 't Heeft vrij direct op mij betrekking. Voor 80 pct. De andere veel minder, zijn veel meer oefeningen in 'n verhaal vertellen. Dit bestaat uit notities. De ik zit in Menton, blikt terug op Amsterdam en z'n huwelijk. Hij moet 'n scenario maken waar 't meisje in zit, 't is 't gangstermeisje dat ie moet ontmoeten. Wat er dan gebeurt, weet ik zelf niet goed. 't Is 'n moeilijk meisje. Ik weet niet of ze bestaat. Een beetje zoals Truman Capote in Breakfast at Tiffany's beschrijft. Een die alle talen spreekt, internationaal. Je weet niet waar ze vandaan komt. Moeilijk te beschrijven, de vinger op te leggen (lacht) gewoon de vinger óók?
‘Dus de tegenstelling gangstermeisje-vrouw in Amsterdam. 't
| |
| |
Huwelijk gaat niet zo... maar ik wil ook niet zo'n verhaal van: m'n huwelijk is zo slecht... 't Moet 'n gangsterfilm worden. 't Meisje is minder lief dan Panda, nee, ook geen Trix. Trix is vooral statisch. Moeilijk, als je denkt, dat je d'r hebt, is ze verdwenen.’
‘Ik wil erin verwerken een soort tegenstelling en samengaan van film en roman. 't Gangstermeisje is film, 't Amsterdamse gedeelte, 't getrouwd zijn, is de letterkunde. 't Element film zit er wel in. In 't begin laat ik de ik een revolver vinden. Daar moet ik wel iets mee gaan doen, maar ik wil geen Goddard-einde...
Bij Goddard gaat altijd de vrouw dood.’
ik: ‘Wat dan? De ik vindt de revolver?’
r.c.: ‘Ja, er moet iets mee gebeuren, maar ik zelf zal nooit op iemand schieten. Ik laat de ik over de film denken, laat hem verschillende benaderingen van 't verhaal schrijven.’
ik: ‘Kent de ik 't gangstermeisje?’
r.c.: ‘Nee, ze komt met de regisseur naar hem toe. Hij heeft nooit foto's gezien.’ (hiaat) ‘'t Is niet zo logisch hè, dat ie geen foto's... Nou ja, hij zit erover te dubben hoe hij 't moet aanpakken. Ik denk dat ze met niemand een verhouding moet hebben. Maar 't moet ook geen teaser worden. 't Moet genuanceerd zijn.’
‘Ik ben ook aan een ander boek bezig. Meer in de trant van Liefdes schijnbewegingen. Een goed verteld, hoop ik, verhaal. Een man wordt wakker, gaat nadenken over z'n leven. 't Is z'n verjaardag. Hij woont alleen, heeft wel meisjes. Hij gaat naar z'n moeder toe, dat was gewoonte. Ze is 'n aardig mens. Ze is niet thuis, heeft geen boodschap achtergelaten. Er blijkt dat niemand van hem afweet. Hij twijfelt: ben ik wel jarig, besta ik wel, leef ik wel. Intussen wordt-ie achtervolgd door een mannetje, 't is (lacht) een heel gemene dwerg. De doodfiguur. Hij heeft onbewust geleefd tot die dag, waarop 't probleem, de dood nadert. Die dwerg intrigeert me erg, daar kan je gekke dingen mee doen, irreële dingen, die toch reëel lijken. Maar nu merk ik dat dwergen in de mode zijn. Nou ja, over grote mensen wordt nog meer geschreven.’
| |
| |
ik: ‘Heb je gezien wat Gerrit Kouwenaar over Gard Sivik zei? Ben je 't er mee eens?’
r.c.: ‘Ik begrijp niet dat-ie zo dogmatisch over alles spreekt. Ik wist wel dat-ie zich heel boos maakt over de Gard Sivik-groep, maar toch niet in die mate. Met een verbetenheid alsof hem persoonlijk iets wordt aangedaan. Zo ondergaat ie 't ook. Ik vind niet zoveel van G S. Er zijn schrijvers en niet-schrijvers bij. In de theorie geloof ik niet. Maar ze doen niet zoveel, op Hans Verhagen na. Ik vind ze erg lui. Eens in de 8 jaar 'n verhaaltje maken, daar word je geen schrijver mee. Ze zullen (lacht) onmiddellijk zeggen, dat ze geen schrijvers zijn. Maar ze willen 't toch zeker wel worden...’
ik: ‘En Ik Jan Cremer?’
r.c.: ‘'n Heerlijk boek. Ik vind 't misselijk dat er gezegd wordt, dat ie 't niet zelf heeft geschreven. Als 't zo was, zou ik 't weten. 't Enige is dat Simon (Vinkenoog) er een beetje orde in gebracht heeft en 't is gecorrigeerd op spelfouten. 't Is een gekke geinige jongen met mooie verhalen. Als ie vertelt, weet je ook nooit, belazert ie me nou of niet. Ik vind 't wel fijn dat 't 'n succes is, voor 't zelfde geld had ie een enorme flop kunnen halen. Hij maakt 't waar gewoon. Ik Jan Cremer.
In een van die stukjes ter gelegenheid van 5 of 10 mei, plechtige data, dat zijn meestal vervelende stukjes, eindigt Carmiggelt met een aanval op Cremer. In z'n met emotie geschreven stukje over Nederland tijdens de bezetting geeft ie Jan 'n misselijke natrap. Zo van boven af. Daar voel je de kloof van de generaties opeens. 't Was zo'n Dagboekanierachtige zin...’
ik: ‘Dubois schold Cremer in z'n recensie voor fascist.’
r.c.: ‘'t Wordt vervelend als ze alles waar ze tegen zijn fascisme gaan noemen. De legende dat hij 't boek niet zelf heeft geschreven, is volgens Jan in Den Haag geboren.’
‘Zero: bloedeloos, Duits, zo serieus, clean als de smetteloze kostuums van de echte reclamejongens. Ze willen mensen gewone dingen leren zien. Hoeft van mij niet. Ik zie 't al jaren. Maar ja, er is wel iets aan de hand met de kunst. Van de schilderkunst weet ik niet veel, popart vind ik leuk, misschien omdat er humor in zit, maar de schilderkunst is verder op weg dan 't schrijfwerk. Waar 't naartoe gaat? Er zal altijd wel geschreven worden.’
| |
| |
ik: ‘Als je je alleen tot 't essentiële bepaalt, wordt 't wel steeds minder.’
r.c.: ‘Wat bedoel je met 't essentiële? Daar gaat 't bij de poëzie om. Proza is iets anders. Ik voor mij vind met proza moet je meer de tijd nemen, moet je soms een hoop franjes schrijven. Dat is, geloof ik, heel essentieel (scherp). Wie vind je essentieel schrijven? Hemingway?’
ik: ‘Nee, ik ben trouwens erg afgeknapt op wat ie vertelt over Scott Fitzgerald in die Parijse herinneringen.’
r.c.: (kwaad) ‘Daar is-ie op 't debiele af. 't Is 'n benauwd mannetje. Scott is zo'n held voor mij... Toen 't Scott heel slecht ging, z'n vrouw in 't gesticht was, heeft Hemingway een verhaal geschreven, waarin ie Scott een soort gemene natrap geeft. 'n Misselijke streek.. Er was tussen die twee een soort haat-liefde. Niet erotisch. 't Waren 2 talenten in die generatie.’
ik: ‘Ben je 't eens met Kouwenaar, die vindt dat Luceberts schilderijen 't demonische missen dat wel in z'n gedichten zit?’
r.c.: ‘Ik heb die grote afstand tussen z'n schilderwerk en gedichten nooit gevoeld. Er lijkt wel een soort actie tegen Lucebert aan de gang. Hij krijgt allemaal slechte recensies opeens. Misschien omdat ie naar de Biennale gaat...
En als ie een inzinking heeft, laten ze hem die dan gunnen. Persoonlijk voel ik me meer aangetrokken tot Lucebert dan tot Appel, omdat ik meer voel voor vertellende schilders. Het expressionistische gedoe zegt mij niet zoveel. Als schrijver wil je (lacht) graag 'n voorstelling zien. Niet zoals Willink, op 'n andere manier.’ Cobra: ‘Ik kan me niet voorstellen dat 't 10 jaar geleden een revolutie was. 't Raakt me niet meer. Ik vond 't na het zien van Bewogen Beweging beperkt, kinderlijk. Wel griezelig, dat wat je zo belangrijk vond, je nu lauw laat, dat je zo verandert.
Als ze 't hebben over opeens succes... Ik heb er 10, 12 jaar aan gewerkt, 10, 12 jaar, waarin ik 't niet zo gezellig heb gehad. Vooral de eerste jaren waren moeilijk. Je had geen cent. Dagen dat ik niet vrat. Steeds leer je iets meer van je vak. Nog steeds leer je. Ik vind 't erg prettig dat m'n boeken succes hebben, dat ik er geld voor krijg, maar ik verkijk me er niet op. Als ik ze overlees, begrijp ik wel dat ik ze geschreven heb. Ik voel 't nog wel mee. 't Heeft 'n bepaalde sfeer goed verbeeld, waarvoor ik 'n antenne
| |
| |
heb. Ik weet niet of ik dat nog heb... 't Interesseert me ook niet. Van Straten noemt me modieus. 't Is heel makkelijk om 't zo af te doen. Trouwens, ik zie er geen kwaad in. Als schrijver moet je dat hebben, 't gevoel ervoor. Modieus is 'n scheldwoord, maar als 't om kleren gaat, heeft niemand liever een hobbezak dan een modern pak.
Ik weet ook niet wat ze onder conjunctuurroman verstaan. Scott Fitzgerald heeft 'n beeld gegeven van z'n tijd en 't zijn boeken die 't gehouden hebben. Hij was 'n groot talent. Je schrijft over je eigen tijd. Waar moet je anders over schrijven? Ik ben geen science fiction auteur, van 't verleden weet ik niets, dus schrijf je over deze tijd. Maar de mensen zijn er niet aan gewend. Dat je spreektaal gebruikt, is ook niet goed. Er zijn zo weinig mensen die spreektaal schrijven. 't Blijft literatuur, altijd. Ik schrijf graag dialogen. 't Is zo van de mensen, als ze hun mond opendoen.’
ik: ‘Wat vind je van Kouwenaars mening dat Vanvugt ineens goed schrijft, terwijl 'n ander daar jaren voor nodig heeft.’
r.c.: ‘Ik weet niet of Gerrit zich daar niet op verkijkt. Stijl is iets bedriegelijks. Dit is een kwestie van adem, en die heeft Vanvugt enorm. In z'n werk blaast die adem tot nog toe in de goeie richting. Of ie over 10 jaar nog zo zal schrijven? 't Is wel een van die weinigen van wie je voelt, dat wordt 'n schrijver. Hij heeft 't over zich, gewoon. Hij is ook echt serieus bezig. Ik verwacht er veel van.’
Staat op, gaat naar de deur. ‘Ik praat (lacht) als een literatuurpaus. Je moet me even excuseren.’
Komt terug.
ik: ‘In Liefdes schijnbewegingen zegt Trix tegen de dichter Gerard Beka: Ik was jaloers op je, op wat je deed, op wat je was, op wat je worden zou.’
r.c.: ‘Ja, 't is een concurrentiestrijd, en daar wint de man 't altijd, omdat de man 't doet, al is de vrouw intelligenter. Ik zeg niet, dat 't altijd zo is, maar in dit geval, dat ik gekend heb, wel.’ (Lang hiaat)
‘'t Beroerde is alleen... sommige mensen zeggen dat ik met Trix m'n tweede vrouw beschreven heb. Om oppervlakkige dingen die overeenkomen, omdat er 'n broertje bij is... Dat irriteert me. God, zo'n fijne vrouw als Fritsie, met elke beschrijving zou ik
| |
| |
haar te kort doen. Er komt nou 'n poëziebundel van haar uit. Heel goed, ze is zo zich zelf, zo origineel, er is niets in te herkennen van anderen, tenminste dat vind ik. 't Is sterk, niet van die slappe meisjespoëzie. Maar in dat boek... de mensen zien uiterlijkheden. Die jongen, 't broertje, is 'n nietsnut, oppervlakkig kan je zeggen, dat is Heintje ook, maar er klopt geen barst van. Ik vind 't vervelend.’ (Zegt dit steeds bijna mompelend, maar met hevige emotie).
ik: ‘Daarom vind ik, dat je alleen maar vrij bent als je onder pseudoniem schrijft, een echt pseudo bedoel ik.’
r.c.: ‘Wat niet uitlekt. Ik heb er de laatste jaren over gedacht. Maar 't is te laat.
Ik zou 't wel willen, ook omdat ik dingen zou willen uitproberen. In de vorm. Maar 't wordt 'n moeizame competitie. Je moet een nieuwe meneer opbouwen. En je weet nu dat 't gáát, verkoopt.’
‘Daarom ben ik weggegaan. Je voelt je vrijer, omdat je op 'n afstand bent van dat zenuwslopende kringetje, waar in je verzeild raakt of je 't wilt of niet. Bovendien beklemde me de idee: je zit voor de rest van je leven in Amsterdam. Ik zie 't bij de anderen. Kinderen groeien op, echtparen worden ouder. Griezelig. Nu is 't opeens allemaal weer open. We worden toch wel ouder, maar als je zo op één plek blijft zitten... Ik wou 't 'n beetje ontgaan, ontlopen. Ach, 't is ook 'n compromis. Als je echt in beweging wilt blijven, had ik veel verder moeten weggaan. Maar dit klimaat is aantrekkelijk. In de Middellandse Zee-landen, Spanje, afgezien van de hitte, is de sfeer er anti-werk, zodat er niets van komt.
Cees Nooteboom heeft nu hier 'n avond gelogeerd, dat is leuk. Cees is 'n bijzondere jongen, is met iets bezig, maar in Amsterdam zag ik hem elke avond. Wat moet je anders... 't Is je milieu, je gaat naar 't Leidseplein, je kan naar 't Rembrandtsplein gaan, maar 't beste is helemaal op te donderen. Je weet niet hoe we op de Bloemgracht zaten. Ik heb nog nooit zo opgelucht 'n huis verlaten. Op dezelfde manier ben ik Amsterdam uitgegaan. Hoe je hier ook wordt opgenomen, 't is toch zo dat je buitenlander blijft. Je kunt je afzonderen. Dat kan niet in Amsterdam. 't Is een verslaving. Alles begint op de Kring. 't Is ook niet, dat ik de
| |
| |
mensen haatte, 't zijn vriendelijke, aardige mensen, je moet elkaar alleen niet te vaak zien... Ieders affaires ken je. God, ze zijn bij elkaar, god, weer van elkaar. 't Stimuleert niet meer. Er zijn er veel die zeggen, ze zijn gek geworden, ze zijn uit Amsterdam weg. Amsterdam is de moederbuik. 't Maakt ze onrustig als er een weggaat...’
ik: ‘Zie je veel in de nouveaux romanciers?’
r.c.: ‘Ik kan er niet doorkomen. Michel Butor, Robbe Grillet, ik strand na een paar pagina's... 't Zelfde wat ik had bij Marienbad, hoewel 't subliem is gefilmd. Nathalie Sarraute zegt me ook niks.’
ik: ‘Volgens J. Kool-Smit (in Tirade) is Marguerite Duras belangwekkend.’
r.c.: ‘Dat vind ik helemaal niet. Ik heb Moderato Cantabile vertaald.’
‘'t Is mij te slap, te weinig. 'n Larmoyante geschiedenis, die quasi objectief wordt verteld en daardoor des te larmoyanter wordt. Nee, 't is mij allemaal te bedacht. Volgens de theorieboekjes. Allemaal om stellingen te bewijzen. Wat ook de Gard Sivik-jongens hebben. Daar komt bij dat de Angelsaksische schrijvers mij altijd veel meer geboeid hebben. 't Staat veel dichter bij 't leven, wat de Engelsen en Amerikanen doen. En 't is vooral de behandeling van de taal die me veel zegt. 't Sublieme spelen met de taal, wat Queneau doet - hij is erg door de Engelse literatuur beïnvloed. 'n Geweldig schrijver, Queneau. En Nabokov. Ik heb Nabokov 'n brief geschreven. M'n enige fanbrief. (lang hiaat) Ik had gedroomd dat ik 'n bibliotheek binnenkwam en een boek van hem vroeg. Ik kreeg 'n geweldig dik boek over techniek, machines. Toen ik 't opendeed, waren 't 18.000 pagina's Nabokov. 't Gaf me 'n gevoel van enorme gelukzaligheid. Dat heb ik hem geschreven.’
‘Ik ga nu een boek van hem vertalen Speak memory. Je leert enorm van 'n goeie schrijver. 't Stimuleert. Je ziet waarmee je bezig bent als kleine vakman tegenover die 2 grote vakmannen. Ik benijd ze allebei hun eruditie. Ik mis 't pijnlijk.
Er is zoveel filosofie bij Queneau. Ik weet van filosofie niets af.
| |
| |
't Hoort bij de Fransen automatisch bij hun opvoeding. Ik heb nooit de energie opgebracht. Nabokov is een literair erudiet. Je hebt voortdurend 't gevoel dat je ideeën mist.’
ik: ‘Als lezer... of als schrijver?’
r.c.: ‘Als lezer... Mulisch is thuis in de filosofie (glimlacht), tenminste die indruk geeft ie mij, Hegel hier, Kant daar. Ik weet geen woord van Hegel en Kant. Ik haal m'n materiaal van de straat. Zo'n straat als die, als ik daarin kijk, krijg ik 'n kick, om dat woord maar 's te gebruiken. Altijd stille straten, huizen... Daarom wil ik in 'n stad wonen. Ik heb 3 jaar in Blaricum gewoond, je wordt op den duur gek van die bomen om je heen en verder niks. Ik zie niets in de natuur, dieren zeggen me niets, dierentuinen, circussen, afschuwelijk...’ Hiaat.
r.c.: ‘In Amsterdam leefde je in 'n sfeer van front ophouden. Ze willen allemaal iets bereiken in de literatuur. 't Is een soort loopbaan met bepaalde mijlpalen. Je eerste bundel, enz. Erg bourgeoisachtig. Langzamerhand word je 'n man van aanzien. Dat is hier niet... Daar staat tegenover dat het hier voor schrijvers onmogelijk is van hun werk te leven. De mensen lezen hier niet. Claus... negentiende van z'n lezers zitten in Holland.’
ik: ‘Volgens Hugo Raes noemt men ze bedervers.’
r.c.: ‘Volksbedervers...’
De Vijftigers: ‘'t Kan me niet schelen of we belangrijk zijn of niet. Als je er iets over zeggen wilt, kan je 't beter hebben over de vriendschap van toen en niet over het tot heiligheid maken van de theorie. Vooral niet de heiligheid van de poëzie. Dat is 'n ernstige fout. Simon (Vinkenoog) is de enige die steeds bezig is met zich zelf te vernieuwen, hij heeft zich niet vastgelegd. De meesten blijft 't experimentele toch aankleven, 't is erg vast geworteld... misschien is 't wel verstarring.
Ik begrijp niet wat Gerrit met “Roland Holst is een maker” bedoelt. Ik vind 't een zanger. Hij vindt dat ie zelf 'n maker is. Ik geloof, als je 'n maker wil zijn, dan moet je gaan beeldhouwen, zolang je woorden schrijft, kan 't niet. Maar wat-ie schrijft, vind ik erg mooi. 't Is totaal, 't is helemaal Gerrit die erin zit. Alleen, 't wordt mij iets te onwezenlijk langzamerhand...
Hij is tegen 't schrijven in de zin van 't verslag, van wat je meemaakt. Maar 't verslag, daar draait 't helemaal om. Ik denk, dat
| |
| |
zijn schrijven ook wel degelijk 'n verslag is. 't Kan zijn dat-ie bang is wat mee te maken.
Natuurlijk is er iets aan 't veranderen. Er zo tegen te ageren als Gerrit doet, lijkt me bloedlink. Ik kijk de kat uit de boom. Ik heb 't gevoel, dat ik niet mee kan gaan trekken. Ik wacht maar af. 't Belangrijkste is, je zelf niet af te sluiten. Gard Sivik... ik vind dat ze te weinig doen. Enfin, misschien komt 't nog. Als ze zin hebben 't verleden weg te gooien, waarom niet. 't Is 't zelfde wat de experimentelen in '50 deden. 't Waren ook enorme dictators. Wat Gard Sivik doet, is nog niet gebeurd tot nog toe. Wat dat betreft is 't wel stimulerend.’
ik: ‘Ga je uit Podium?’
r.c.: ‘Néé, ik heb wel even met de idee gespeeld. 't Leek me zo'n sleur. Maar 't is veranderd. 't Is wel veel leesbaarder geworden. Gerrit suggereerde dat ik eruit zou willen om de hp-stijl. Waanzin. Omdat Vrijman erin zit, denkt ie dat 't journalistiek is geworden. Dan heeft ie 't niet goed gelezen. Alleen, de literatuur is aan 't veranderen. Hij heeft zich kennelijk 'n vast wereldbeeld gevormd, waar niet aan getornd kan worden.’
Jan Vrijman: ‘Geweldig aardige jongen, juist door dat rare enthousiasme dat ie heeft en wat ie waarmaakt. 't Was toch een rare sprong in 't duister van de journalistiek, waar ie goed in zat, naar de film...’
Simon Vinkenoogs bekering tot God: ‘Hij voelt zich er kennelijk heel prettig bij. Ik dacht eerst, belazert ie de boel, maar 't is kennelijk niet zo.’
ik: ‘Z'n nieuwe boek is een dagboek, hij gaat ervan uit dat alles belangrijk is.’
r.c.: ‘Dan heb je gauw 'n boek vol. Maar ik kan 't wel meevoelen, dat alles belangrijk is. Zonder 't geloof althans aan de hand die 't al bestiert. Elk geloof in God is 'n zwakheid, vind ik. 't Is leunen op iets dat er niet is. Als je doodgaat, wordt 't alles weggevaagd. Aan de dood geloof ik wel, al is 't met veel schroom. Er zijn slechtere manieren om je te verzetten tegen de dood dan Simon doet. Hij evolueert, dat is goed, daar blijf je jong bij.’
ik: ‘Was er in die verboden tv-uitzending ook iets te zien van de film die je met Frans Weiss maakte in Rome, Helden in een schommelstoel?’
| |
| |
r.c.: ‘Een fragment in Kriterion.’ Vertelt 't ontstaan van 't verhaal. De Italiaanse opdrachtgever, die eiste dat een jong Italiaans acteur en actrice erin zouden spelen. Frans die Kitty Courbois erin wou hebben, en cowboymuziek. De idee van twee cowboymeisjes, die in Rome komen en gaan duelleren. Een duel dat zonder bloed eindigt: de een haalt de kogels eruit, de ander valt flauw.
‘'t Flauwvallen is zwak, maar ik heb gemerkt dat je 't toch slikt. En iedereen ziet er iets anders in. Veel mensen denken aan een lesbische geschiedenis, daar hebben wij geen seconde aan gedacht. Ik kan me wel voorstellen, dat je 't erin kunt zien. Vooral omdat Kitty erg sterk is. We hadden haar wel graag voor onze films gereserveerd...’
ik: ‘Zoals Monica Vitti in de films van Antonioni.’
r.c.: ‘Monica Vitti is geweldig, maar alleen onder zijn regie.’ (Hiaat) ‘Ik zou graag iets met een vrouw willen doen. Met mijn vrouw. Ze heeft in 'n filmpje gespeeld van Eric Terpstra; wat ik ervan gezien heb, was erg goed. 't Intrigeert me wel... ook om te zien wat je met 'n vrouw in een film überhaupt kan doen. Ook als middel om een kant van haar te leren kennen die ik niet goed ken.’
ik: ‘Monica Vitti is volgens een interview in die films helemaal Antonioni. Zelf is ze totaal anders.’
r.c.: ‘Frans was ook vastbesloten Kitty onder z'n vleugels te houden. Hij was bang dat ze aan hem ontsnapte, dat 't niet zou worden zoals hij zich voorstelde. Maar dat wou ze niet, ze is te veel zich zelf. En 't werd erg goed.’
Lang hiaat.
‘Als ik de techniek onder de knie heb, zou ik net als Goddard willen doen, geen draaiboek, alleen 2 velletjes gegevens. Al werkend krijgt 't vorm. Voor mij is dat de weg, omdat ik ook zo schrijf. Frans Weiss heeft 'n perfect afgerond draaiboek, dat filmt ie. Ik geloof niet, dat ik dat zou kunnen.
Zullen we naar beneden gaan?’
27 juni '64
|
|