| |
| |
| |
Caransa
Elke winst die een mens neemt, daar wordt ie niet armer van
‘Ik had een augurkeninleggerij, daarvoor kreeg ik op toewijzing zout. Ik bewaarde 't zout en verkocht het voor f 20.000 goed geld. In '46 verkocht ik de augurkeninleggerij, in '47 begon ik een garage op het Waterlooplein. 't Stuk grond van de gemeente kostte aan huur f 750 per jaar.
Ik zette er een schutting omheen, kreeg een Shellpomp en verkocht en repareerde tweedehands auto's. Ik had 18 man personeel. Met een kredietje van de Shell erbij kon ik banden kopen in Engeland, ik breidde m'n aankopen uit tot karren en aanhangwagens. Ging reizen in de armybusiness. Kocht een huis op 't Waterlooplein voor f 8000, dat nu f 100.000 waard is. Kocht steeds meer huizen. Daar is de handel in huizen uit voortgekomen. Ik zou 't liefst een bungalow hebben op het Rembrandtplein. Ik ben rasecht Amsterdammer. Politiek interesseert me helemaal niet. Ik stem vvd omdat die partij m'n belangen behartigt. Ik ben verschrikkelijk tegen discriminatie, omdat ik die aan den lijve heb ondervonden.’
's Avonds is er maar weinig licht op de Goudkust van Amsterdam. Tenminste op de wegen die naar de dochters van Oranje heten. 't Valt niet mee voor een buitenstaander om de Prinses Irenelaan te vinden, waar de heer M. Caransa woont.
De juffrouw die de deur opent, blijft onbewogen als ik haar zeg waarom ik er nu pas ben. Ze is de hulp, die haar laatste werkuren uitdient, ze gaat weg omdat ze niet bevalt.
De kamer waarin zij mij binnenlaat, is geweldig groot. Van een enorme, lange, met blauw beklede bank, die haaks op een even
| |
| |
lange andere staat, komt de heer Caransa lachend overeind. Na de handdruk ga ik zitten en merk dat de tafel bedekt is met schalen waarop bijzonder lekkere dingen: geweldige bonbons, gekonfijte vruchten, enz. De juffrouw brengt koffie, op de tv begint een meneer te doceren. De heer Caransa legt beide armen op de bankrug, hij heeft gouden manchetknopen en om de pols een gouden horloge. ‘Ik voel me hier thuis,’ zegt hij. ‘Er is hier niks protserigs, zeg nou zelf. Ik ben ook niet iemand die de cultuurmens uithangt.’ Drie, uit ramen bestaande wanden van de ruimte kunnen helemaal opengeschoven. In lange vazen staan bloemen en takken vol orchideeën. Er zijn planten, zo hoog als bomen en het hout van plafond en vloer is mooi van kleur. In de reusachtige open haard ligt een stapel prachtige houtblokken. Kijk ik naar links dan zie ik een schilderij van Rembrandt, daartegenover hangt een Jan Steen.
m. caransa: ‘Toen ik f 200.000 had, woonde ik nog in 2 kamers met keuken en balkon. Altijd had ik de angst: ik moet niet te duur gaan leven, voordat ik er ben... In '51 zijn we gaan verhuizen van het Waterlooplein naar een huurhuis aan de Amstelkade. Pas eind '52 kocht ik mijn eerste huis in de Sarphatistraat. En nog alleen omdat we van de bovenburen zoveel huur kregen dat we er gratis konden wonen. Ik heb 't verkocht met f 22.000 winst. Toen zijn we in Zandvoort gaan wonen in een huurhuisje, als toerist. Mijn halve leven is geweest (spreekt snel en met emotie) éérst geld maken. Als ik een auto had, al was ie nog zo mooi, als ik hem met winst kon verkopen, deed ik hem weg. Elke winst die een mens neemt, daar wordt ie niet armer van, daarom, weg sssjt, eruit... Ik hechtte nooit aan iets. M'n huis, m'n auto tot waar ik in zat... weg... eruit. Ik ben zoveel mogelijk huizen gaan kopen. Toen ik zag dat de army-handel niet meer ging, volgens mij was in '62 de room eraf, heb ik me met volle energie op de huizen gegooid. Bedrijfspanden, blokken huizen, gronden waar ik dacht dat gebouwd zou worden. Huizen die ik kocht voor f 10.000 werden een ton waard. Als je 100 huizen hebt, had je zes, zeven miljoen verdiend. Zo is 't grote vermogen echt bij elkaar gekomen. In '63 ben ik bedrijfsmatig geworden in huizen. Toen vond Zwolsman iemand tegenover zich!’ Korte stilte. ‘Waarom
| |
| |
zou ik bang zijn? Ik ben met geen een cent begonnen. Niemand kan me het vertrouwen in me zelf wegnemen. Ik heb alles wat ik gezegd heb waargemaakt. Ik kom op 't ogenblik bij mensen waar ik vroeger niet voor de deur mocht staan. Nou zijn ze blij als ik binnenkom.’
ik: ‘Hebt u nu geen zin om de vloer met ze aan te vegen?’
m. caransa (hard, langzaam): ‘Er is 's iemand bij me gekomen, die vroeg of ik in 't bestuur kwam van een kerkgenootschap. Ik heb gezegd: je had bij mij moeten komen toen ik als jongetje van 10 in de rij stond voor levensmiddelen. Ik ben dezelfde persoon gebleven.
Ja (aarzelt, kijkt naar de tv, waarop iets lawaaiigs aan de gang is) ja, ik heb een hele tijd gehad dat ik dat gevoel wel had. Maar 't is me gelukt er boven uit te komen. Ik weet nu dat ik iets geworden ben, ik heb wat bereikt. Ik was niks.’ (Mevrouw Caransa is binnengekomen. Ze is klein maar monumentaal, heeft machtige ronde armen.)
caransa: ‘M'n vrouw is meer rechtuit als ik.’
Zijn vrouw: ‘Ja, hoor, ik zeg 't gewoon. Er was 's iemand, ik mocht die vrouw niet. Ze vroeg een glas melk en ik zei: “Nee, je krijgt 't niet. Ik gun 't je niet”.’
caransa: ‘Ik moet nog wel 's de hand zoenen die afgehakt zou moeten worden. Dat maak je wel 's mee. M'n vrouw zou dat nooit kunnen.’
Telefoon. Kort gesprek. ‘Iemand die 40.000 m terrein te koop aanbiedt. Verschrikkelijk zoveel aanbiedingen als je krijgt. Wat Zwolsman in Den Haag doet, ben ik echt wel in Amsterdam. De mensen proberen je wel 's tegen elkaar uit te spelen. Maar dan zeg ik altijd: Zwolsman is een goeie vriend van me. Ach, t' gaat er nou niet om hoe ik over hem denk. Ik hang niet de cultuurmens uit. Als ik een plaat aan de muur heb, als ik een Rembrandt heb en een Jan Steen, is dat omdat ik 't mooi vind. Mijn schoolopleiding gaat niet ver, maar ik heb al m'n talen, alles zelf geleerd. Ik heb 47 landen bezocht, was op de noordpool en in Nieuw-Guinea.
In Amerika vinden ze 't geweldig als iemand zich van niks, van de grond uit heeft opgewerkt. Ze hebben daar een afkomst
| |
| |
van loopjongen. Hier zeggen ze: wat verbeeld je je eigenlijk. Mijn buurman, Van Leer, heeft 30 mille van z'n vader geërfd. Ik apprecieer meneer Van Leer, maar ik heb 't uit de grond moeten halen.
Ik was 's in Monaco en daar lag een boot met 16 man personeel. Ik dacht, ik wil zien van wie dat is. Ik wil zien wat die man doet. 't Interesseerde me niet dat hij die boot had, maar waarmee hij die verdiend had. Ik heb uren gewacht, toen kwam-ie op 't dek met een glas bier. Een desillusie. Wie denk je dat 't was? Bentley van de Bentley-fabrieken. Ik dacht dat-ie een of ander vak deed. Ik verlies de verdienste van zo iemand niet uit het oog, maar ik dacht dat 't iemand was die het eerlijk uit de grond had gehaald.’ Z'n vrouw (zacht): ‘Dat is 't mooiste.’
caransa: ‘Ik heb laatst tegen iemand gezegd: Jij hebt je salaris van f 15.000. Ik heb de courage gehad de vreemde in te gaan. Ik heb m'n vrouw wel 's 6 cent gegeven om brood te kopen en de f 300 die ik had, heb ik gebruikt om auto's te kopen. Ik heb er veel voor opgeofferd om 't op te bouwen. Jij dorst geen risico's aan. Dan moet je nou niet zeggen: wat zit jij prima.
Ik kan verschrikkelijk snel denken. Als ik voor een zaak sta, gaan meteen 3 gedachten door mijn hoofd: Kan ik 't financieren, geloof ik erin, is dit werkelijk wel zo courant als ik denk?
Nou zijn er winkelhuizen waarvan ze de waarde niet weten.’ (Noemt als voorbeeld het pand van Plotske in de Kalverstraat, dat hij kocht voor f 425.000.) ‘Iedereen heeft gezegd: hij is gek, heel Amsterdam. 't Was 't eerste pand dat in 20 jaar te koop was. Niemand wist wat de Kalverstraat waard was. Weet je dat het één van de acht winkelstraten van de wereld is? Daar gaan 110.000 tot 150.000 mensen per dag voorbij. De Kalverstraat is een jaarbeurs, die gaat dag en nacht door. Ik heb 't pand aan een Amerikaan verhuurd voor f 2- tot f 3000 per meter. Hij is er een hakkenbar begonnen. Hij zei: die straat is elk bedrag waard! Ja, nu weten ze 't. Nu maken ze prijzen van f 800.000.’
Noemt enige andere aankopen, wijst erop dat zijn basis een goed gefundeerd, geolied bedrijf is, dat elk jaar geld in brengt. ‘'t Badhotel in Zandvoort is ook van mij en nu het Doelenhotel, maar
| |
| |
dat heb ik niet gezien als groot winstobject. Ik vond 't leuk het te doen. Ik heb 3½ uur gesproken met Zwolsman over niets. Van Sterkenburg zat hier, ik zat daar, Zwolsman daar. 't Ging om f 300.000 tot f 400.000 achterstallig onderhoud. Van Sterkenburg zegt: “Man, 't is in 1460 gebouwd. Rembrandt heeft er zijn Nachtwacht geschilderd.”
Zwolsman zegt: “Wat... wat... Rembrandt zijn Nachtwacht? 't Is niét te koop. Hoeveel toeristen komen er in Amsterdam?” En toen gaf-ie opdracht om alle boeken van Rembrandt te halen. Ik zei: “Weet je wat je moet doen? Je moet 't niet meer verkopen”. Hij zegt: “Ik bel je.” En hij belt me 's nachts om 4 uur. “Zeg Caransa, wat heb je geboden?” Ik noemde een lager bedrag. Hij zegt, dat is niet waar, dat is niet leuk van je. Nee, Caransa, naar waarheid. Ik zeg: je weet heel goed wat ik geboden heb. Hij zegt: maar je krijgt nou de Rembrandt erbij.
Ik zeg: luister 's Zwolsman, je moet niet proberen m'n vader kinderen te leren maken. 't Is die prijs of niet.
Een paar dagen later belt ie weer. Ik zeg: met Van Rijn...
Hij zegt: Wat... wat... Ik zeg: met Rembrandt van Rijn.
Zegt-ie: Oh ja, heb je Saskia naar bed gebracht? Ik zeg: ja hoor, die ligt te slapen.
Ja, dit keer heeft-ie geen weduwvrouw tegenover zich gekregen, maar iemand die 't harde zakenleven echt kan.’
‘Vrijdag gaan we naar Knokke. Ik moet even naar een andere omgeving. Ik heb er vrienden, kennissen, er is een voetbalmatch.’
ik: ‘'t Casino...’
caransa: ‘Nee, nee, dat doe ik niet. Als ik f 100 in de speelzaal verlies, vind ik 't erger dan f 10.000 in de handel. Ze zeggen wel: lafaard, waarom zet je niet op. Maar ik speel niet. Bij de roulette kan je je niet verdedigen.
Dinsdagavonds komen hier de grootste bouwers van Amsterdam, we zijn met elkaar als broers. Maar je moet ons zien, als we kaarten. En tegen 't einde, als je ook maar f 3,75 verliest, dan zitten we met roje hoofden.
Je leert mensen kennen als je ze tot tegenstander hebt. Ik had in 1955 mijn laatste geld ingezet in een partij achterassen van vrachtwagens van 't Amerikaanse leger. Ik dacht dat ik die handel
| |
| |
alleen had, toen werd ik op de beurs in Rotterdam gewaar dat nog iemand 8000 van die assen had. Ik zeg, kan ik die van je overnemen? Hij zegt ja, maar ze moeten betaald worden bij het laden in München. Ze zouden in 23 rijnaken naar Amsterdam vervoerd worden. Ik zeg, ik betaal ze na elke rijnaak die binnenkomt. We hebben 13 uur geconfereerd. Hij zegt, ik vertrouw je. Ik had geen cent, ik had wel m'n eigen 6000 assen, die heb ik in de auto geladen en ik ben gaan rijen, Frankrijk in. Tot een kruidenier in Vaals toe heb ik assen verkocht (voor f 150,- 't stuk) om geld te maken voor de nieuwe partij. En aldoor stuurde ik geld. Op een dag stopte de verkoop even en toen heb ik Swaaf getelefoneerd, zorg dat de aak niet aan wal komt, zorg dat ie buitengaats blijft tot 't geld komt. Dat is gebeurd. Ik wou ook niet voor een dag respijt vragen. Het waren 12 zware dagen. Benauwde ogenblikken, slapeloze nachten. Ik heb 24 uur van de dag gewerkt. Ten slotte kwam ik nog assen te kort en de rest van de 8000 is door een Bombayer gekocht voor f 675.000.’
Vertelt, steeds sneller sprekend, waardoor ik me in 't noteren van de duizenden verwar, z'n stunt bij de koop en verkoop van mijnenvegers in Den Helder. Moraal: ‘Je moet voelen wat je moet steunen of niet. Ben je een zwakkeling, dan moet je een baan zoeken.’
Mevrouw Caransa zegt dat er een meneer van Libelle is geweest en die heeft haar gevraagd: ‘Hoe vindt u 't, dat uw man beroemd is? Ik zei: Wat noemt u beroemd? Hij zei ook: Uw vrienden van vroeger waren arm. Ik zei: Wat noemt u arm?’
caransa: ‘Als jongetje was ik arm, maar mijn vrouw heeft bij mij nooit echte armoede gehad. En m'n vrienden van vroeger zijn nog vrienden. Ik hou feesten, dan hebben we hier 60 man in huis.’
ik: ‘Vragen ze nooit geld te leen?’
caransa (geïrriteerd): ‘Nee. nee. Ze hebben 't niet nodig. Ze weten dat ik aan niets zo 't land heb als aan lenen. Ik krijg wel van vreemden de achterlijkste brieven.
Laatst nog van een pater die naar Afrika wil. Hij vraagt geld voor een motorfiets met zijspan, dan kan z'n ouwe moeder mee. Hij wil in Afrika een school en een ziekenhuis bouwen. Nou
| |
| |
(kwaad), dat is allemaal eigenbelang. Ik wil ook wel naar Afrika. Ik geef al aan instellingen. Wat ik wél doe is... ik heb een paar kruidenierswinkels gekocht. Goed, we eten hier geen margarine, die geef ik aan 't Leger des Heils. Maar dan moeten ze niet meer blijven aankloppen. 't Moet vrijwillig blijven.
En ik heb een complete tandartsenbeweging voor een of andere missie, die kunnen ze krijgen. Maar voor de rest kan ik rustig nee zeggen. Ik kan wel hard zijn, dat moet je wel.
Voor ik slaap neem ik een tabletje in, maar ik heb weinig slaap nodig, 5 uur is voldoende. Ik moet wel iets lezen. Die Geheim agent-oss 117-boekjes. Iets waar waarheid in zit. (Omdat de laatste trein naar Den Haag over een kwartier gaat, word ik door de heer Caransa met spoed naar het station gereden.)
Enkele dagen na Pasen. Mevrouw Caransa doet open. Ze heeft geen hulp, ook geen werkster. ‘De vloer,’ zegt ze, ‘is 't bewerkelijkst. Het kan wel met zo'n wrijver, maar met de hand kom je beter in de hoekjes.’
Ze zet koffie en de tafel is weer vol lekkers.
ik: ‘Hoe was 't in Knokke?’
caransa: ‘Ik heb f 1400 verloren in 3 dagen. Ik had sinds ik 4 jaar geleden wat centen heb verloren niet gespeeld... 't Was de eerste keer, ik had zwaar de pest in.’
Mevr. Caransa zegt dat ze misschien hulp kan krijgen, een werkster 2 maal per week, een rijksdaalder per uur. Caransa (luid): ‘Ik denk er toch over de kast hier dicht te gooien en in het hotel te gaan wonen.’
(Tegen mij) ‘Ik was vandaag in het Huis van Bewaring. Kijk, in '41 liep ik op het Waterlooplein tijdens die Koot-beweging, ik liep daar met een jongen en ik zei: mocht je me ooit nodig hebben, dan kom je maar. Hij is naar Engeland gegaan bij de Prinses Irene Brigade.
Z'n vrouw en 3 kinderen zijn omgekomen, hij is opnieuw getrouwd met een Française. Nou is ie voor heling gepakt en schreef me een brief. Ik had de jongen nooit meer gezien. Vandaag ben ik er geweest. Wat was 't nou? Hij wou zijn huis kopen met 't winkeltje. Hij dacht, anders wordt 't verkocht aan een ander en dan zetten ze mij eruit. Ik heb gezegd, dat kunnen ze niet doen, dat zal niet gebeuren. Maar jij mag 't huis nooit kopen,
| |
| |
't is te duur. Maar hoe kom je erbij me te schrijven, je hebt me 22 jaar niet gezien. Hij zei: ik zag jou staan in m'n droom en toen dacht ik dat is degeen die ik hebben moet. Ik zei: “Dat is leuk, jongen. Ik hoop dat jij vrij komt. Ik hoop dat je 't niet gedaan hebt.” 't Is een tamelijk ronde jongen. Een Zeedijkfiguur, spreekt 12 talen. Heeft een broodjeszaak met verlof a en dat is hem nou afgenomen.’
‘Bij die razzia op 't Waterlooplein van 22 februari 1941 is mijn broer gepakt.’ Korte stilte. ‘Ik ben voor de army-business, voor inkopen van legermateriaal, in Korea geweest, in Japan, in N.-Guinea, Curaçao, Amerika, Afrika, Canada, overal.’
ik: ‘Er wordt gezegd dat u ook gehandeld hebt met Nasser.’
caransa: ‘Met Nasser! Nooit! Ik ben nooit in Egypte geweest, dat ging tegen m'n principes in. Wel de Saoedi-Arabiëlanden. Ik heette toen Marinus Caransa.
Want bij de klm zeiden ze: u bent jood, we nemen geen verantwoordelijkheid. En ik ben bij Saoed op audiëntie geweest. Heb je die foto nog, Rika? Ik ben 14 keer in Israël geweest. Ik heb er een zaak. Ik ga een hotel bouwen in Elat. Ik heb Israël 250 gevechtswagens geleverd destijds van 't Amerikaanse leger.’
‘Maar 't hoogtepunt in m'n leven, dat is de receptie van de koning van Thailand in het Rijksmuseum. Daar ben ik geweest en ik heb gesproken met de minister en ben voorgesteld aan koningin Sirikit. Terwijl je uiteindelijk uit niets bent gekomen, voel je dan: ik bén iemand. 't Is niet hoe rijk ben je. Maar je bent geacht in 't bedrijfsleven. Ik heb nog ergens de uitnodiging liggen. Je laat je voorrijden en volgens 't protocol wordt je naam afgeroepen. Dat geeft je 't gevoel dat je iets bent.’
‘De mensen zien alleen maar wat er nu is. Ze weten niet dat ik 80 tot 100.000 km per jaar met m'n auto heb gereden. Duizenden kilometers van de ene dag op de andere. 't Is gebeurd dat ik een hele nacht ben doorgereden, mijn vrouw lag bewusteloos naast me. Ik had iets gehoord over een handel in Italië, bij Genua. Daar zou 700 ton onderdelen van auto's liggen. Ik kom daar en ik krijg de tip, “'t Is in Modena.” Daar waren inderdaad onderdelen,
| |
| |
maar veel te duur. En ik hoor daar: 600 km verder ligt de 700 ton. Ik door de bergen erheen, kom 's avonds om 9 uur aan. Ik zeg tegen mijn vrouw: “eerst de handel.” Om half 12 had ik de handel gezien, ze vroegen zeventig cent per kilo voor de mooiste onderdelen. 's Nachts om 2 uur zeg ik “binnen 24 uur heb je 't geld. Geef me 24 uur de tijd.” Ik met mijn vrouw terug naar Amsterdam, 22 uur in de wagen. Ze lag bewusteloos. We hebben nooit gerust, niets gegeten, geen kop koffie, niets.
En toen ben ik met 't geld uit Amsterdam weer teruggegaan, na 46 uur rijden.’
z'n vrouw: ‘Ik hoorde alleen maar ssjt, ssjt... de bomen vlogen voorbij.’
caransa: ‘Ja, ze wou een keer mee... Ja, wat dat aangaat hebben we 't echt wel uit de grond weten te halen.
Ik zat 's op een keer in Hamburg met collega's. Ik moet telefoneren en... ik zie ze nergens meer. Ik bel Amsterdam op: “Ga 's na wat er zijn kan”.’ Hij komt erachter dat ze naar Londen zijn, hij volgt ze, hoort dat er 100 dieselmotoren verkocht worden ongeveer 200 km van Londen. Spoort de verkopers op, is z'n collega's die daar al geweest zijn maar nog geen spijkers met koppen sloegen, vóór. Vliegt, zittend op een kist in een vrachtvliegtuig, terug naar Amsterdam, maakt binnen 7 uur 't geld over en belt een van die collega's op. ‘Ik zeg: Mijn spionnen weten alles. Je bent voor die dieselmotoren naar Engeland geweest, lever mij er 50 voor f 3500 't stuk. Ik wist dat ie die motoren niet had. Maar hij zegt ik kom naar Amsterdam en maak een contract. Inmiddels seint die vent naar Engeland en hoort dat een andere Hollander een stunt heeft uitgehaald. Hij belt me op. Hij zegt: die rot-Engelsen, jij hebt die motoren gekocht. Ik zeg Jan, ik zal je altijd helpen. Hier heb jij 50 motoren van mij voor f 3100 per stuk.’ En dat deed-ie. En ze kostten mij 170 pond. Dat is 't hele verhaal van een handel. Een zuiver verhaal.
Dat heb ik altijd gehad... het bijna aan het onmogelijke grenzende, dat wil ik. Als die betreffende man 't leest, moet-ie 't beamen. Weet je nog dat-ie opbelde, Rika, die Jan de Krommert. Dat fanatisme, dat moet je met alles hebben. Ik kom uit een hard vak. Een keihard vak. 't Is zelden dat een vak zo hard is. Omdat
| |
| |
je tegen mekaar staat op te bieden. Altijd zenuwspanning. Ik heb wel gehad dat ik in Frankfort zat en dan zei ik door de telefoon, ik moet naar München. Maar ik ging naar Frankrijk. En dan kwam ik er nog altijd 6, 7 tegen. Daar kan je boeken over vol schrijven. Daar denk ik 's nachts hele nachten an.’
vrouw: ‘Ik ben ook wakker, ik kan niet slapen met het licht aan.’
caransa: ‘Je gedachten staan niet stil. De dokter zegt, als ik jou een gloeilamp in je hand geef, moet-ie gaan branden van de spanning. Ja, je draait op zo'n dag wat af. Als de chef van 't Doelenhotel kapsones maakt, gaat-ie eruit. Ik heb 't gehad op het dok, één kankeraar was erbij. Ik zei, ga je geld maar halen. Ik kon die man niet missen. Ik trok mijn jassie uit en ik ging aan de kraan staan.’
‘En ik (zegt z'n vrouw lachend) kwam met snert en sandwiches.’
caransa: ‘Ik nam 't zo over van die kerel. 't Was in '56. De Amerikanen hebben verwonderd gekeken. Je werkt harder dan je personeel, zeiden ze. Ik kon een baantje krijgen voor 1000 dollar als transportofficer. Ik zei: ik heb meer nodig. Ik kreeg dan de civiele rang van kapitein. Ik ben niet graag op iemand aangewezen. Ik wil altijd op 2 benen staan. Ik kan niet kruipen ook. Kijk, als baas moet je je medewerkers kiezen, en je moet méér nemen dan de jongste bediende. Je bent op je personeel aangewezen. Ze werken onder je leiding en als je zelf dynamisch genoeg bent, lopen ze mee. De achterblijvers moet je wegdoen. Ik leid die zaak ook niet meer alleen voor me zelf. Je hebt verantwoordelijkheidsgevoel voor al deze mensen. Tegen welke schouder kan je nou nog uithuilen?
Bij tijden ben ik 's nachts zo zenuwachtig, dan kan ik wel janken. Met de paasdagen, ik zweer 't je, heb ik geen moment minder aan de zaak gedacht. Ik vind 't niet zo verschrikkelijk. Maar je hebt altijd mensen die aan je schouder uithuilen, zelf kan je nergens terecht. M'n vrouw is niet zakelijk aangelegd.’
‘Ik heb maandag 31 maart de Rutecks overgenomen, ik moest f 1.300.000 neertellen. Dat doe je op één dag en op dezelfde dag een akte van verkoop en een van de aankoop. De Prijsbrekerzaken... 't Gaat om miljoenen. De financiën moeten rond zijn.
| |
| |
Je naam is te groot dat je maar een uur te laat kan zijn met overname van goederen.
Je zou 100 jaar langer moeten leven. Als je 5 bent, heb je geen geld, kan je niet uitgaan, van je 4oste af heb je geen tijd, als je 65 bent, mag je niet eens een harde bokking eten. We krijgen nooit de revenuen van ons werk, laat ze 't nooit denken. Als ik een dag wil vissen, moet ik 't zes weken van tevoren uitrekenen. 't Hoofdrad moet blijven draaien. De man die aan de slinger draait, moet blijven.’
vrouw: ‘Als we 14 dagen met vakantie gaan, wil hij na de zevende dag terug.’
caransa: ‘En dan ben ik al 7 dagen bezig geweest. In Israël heb ik 10 dagen gezeten, ik heb er voor 19 dagen gewerkt. Daar ben je voor geboren. Dat kruis draag je.’
ik: ‘Je kan mooie dingen kopen.’
caransa: ‘Je hebt een wagen voor de deur, een huis, maar je koopt verder niks. Als ik een das nodig heb, bel ik op: stuur me 10 dassen. En ik bel de kleermaker om stalen. 't Moet alles in een hurry. Alleen in Knokke zag ik een mooi horloge. Mijn vrouw heeft al zoveel van die troep.’
‘Diamanten,’ zegt mevrouw Caransa en ze lacht, ‘maar ik draag ze haast nooit, hoor...’
c.: ‘Ik zag dat horloge (strekt de pols en kleine hand), 't is beschaafd, eenvoudig, 't is mooi. 't Is wit goud. Erg duur. Wat denk je dat het kost? f 4000. Kijk, het kruis staat erop, 't is een merk, helemaal van de top. Ik ben er nog 4 keer omheen gelopen.’
vrouw: ‘Hij wil mij altijd alles geven...’
caransa: ‘Iemand zei, ik zou met jou wel eens zaken willen doen. Toen zei ik, dan moet je me een paar wit gouden manchetknopen geven. M'n gouden staan er niet bij... Natuurlijk doet ie dat.’
‘Moet je zien.’ Gaat met me naar de boekenkast. Wijst ‘Universiteit voor zelfstudie’, ‘Algemene Kunstgeschiedenis’. Medische boeken. ‘Als ik weer op de wereld kom, word ik dokter.’ En z'n vrouw zegt dat hij 4 jaar geleden wou gaan studeren uit liefhebberij. ‘En als ik ergens pijn heb, zegt-ie: dat is dat en dat. Hij meet met de bloeddrukmeter zelf m'n bloeddruk, die is een beetje te hoog.’
| |
| |
Op dat moment zeg ik argeloos dat de kamer zo mooi is, omdat er niet te veel in staat.
caransa (verbaasd, gebelgd): ‘Wát zeg je? Weet je dat dit de grootte is van een normale flat, 10 bij 10 m. Zet zo'n loeierd van een bank maar 's bij jullie thuis. Zet zo'n tafel maar 's bij jullie binnen. Je ziet 't niet, want ik hou van eenvoud, maar het is allemaal 't duurste van 't duurste.’
ik: ‘Wat kosten die Jan Steen en Rembrandt?’
caransa: ‘Zou je je arm willen verkopen? Nou dan!’
Zet bril op, kijkt in het boek van de Dutch painters en leest, voor hoeveel de Jan Steen verkocht is op de eerste veiling. 12 April 1752. Merry Company 150 florins. Er zijn doeken bij van 16 florins. ‘Dus toen was ie al duur... Rembrandt heeft veel rabbijnen geschilderd, veel joodse types.’
't Is bijna half 2 's nachts. Ik stap in een zilver grijze Jaguar. Mevrouw Caransa zwaait. Koplampen verlichten de naam op de gevel en ik vraag wat Solomchel betekent. Caransa: ‘Salomon en Rachel, zo heetten m'n vader en moeder.’
We rijden naar m'n logeeradres. Ik schrijf: ‘Van de 7 zijn er 5 (3 broers, z'n ouders) weggevoerd. M'n zuster is ondergedoken in een schuit in de Schermer. Ze heeft nu een goede zaak. Toen mijn vader en moeder gepakt werden, heb ik me gemeld, maar ze hebben mij uit Westerbork teruggestuurd.’
‘Ik heb me op het werk gegooid.’
De Jaguar bezit een in 't zachte leer ingebouwde bar: een ruimte waarin kristallen karaffen met sherry en cognac, een andere voor sigaren en sigaretten, een tv, een radio en een uitklapbaar tablet waarop alle soorten schaartjes en nagelvijlen.
11 april 1964
|
|