niet dik, bruin haar geknipt op z'n kort Amerikaans, bruine ogen. ‘Dus’, zegt hij, ‘u schrijft een boek.’
Ik leg hem uit wat ik wel doe en vraag hoe het gaat met z'n sleutelbeen, want dat is na zijn laatste val voor de tweede keer gebroken.
‘Het zal wel gaan’, zegt hij. ‘Zo gauw zijn ze niet van me af.’ En hij tast onder z'n hemd.
Nu komt er iemand de trap af, het blijkt een zwager. Hij raadt me aan zo gauw als het kan te vertrekken. Op mijn antwoord roept hij geïrriteerd: ‘Schrijf dan maar dat als ge 10 jaar in dit milieu zit, het u begint te malen.’
‘Ik weet niets van wielrennen,’ zeg ik tegen Rik. ‘Ik heb alleen Patriek Sercu op de tv gezien.
rik: ‘Hij is 19. Ik denk dat ik nog drie, vier jaar koers. Ik ben nu 29, tien jaar beroeps. Als ik tot mijn 38ste wacht, is meer dan de helft van je leven weg en een beetje van je leven mag je nog wel hebben. Wij hebben niks.’
ik: ‘Niks?’
rik: ‘Nee. Een voetballer kan tot z'n veertigste doorgaan, die heeft meer vrije tijd. Maar op slechte dagen in de winter moeten wij nog op de piste rijden. Het is een slechte stiel. Altijd verplichtingen, altijd zorgen. Het publiek verlangt altijd meer. Of het een kleine koers is of een grote, het publiek komt zien of de vedettes goed zijn. Een voetballer die een slechte dag heeft, kan zich wegsteken achter tien anderen.
Wij niet. Wij moeten geconcentreerd zijn op het wielrennen, op niks anders. Dat is moeilijk. Dat is niet voor een leven lang. Het publiek is ondankbaar, gaat het slecht, dan fluiten ze je uit. Er zijn te veel vedettes, ze kunnen overschakelen op een andere vedette. Dat is de moeilijkheid van de stiel.’
Er komt een mooi meisje de trap af. Ze is degene die samen met mevrouw Van Looy fan-mail beantwoordt. Tweehonderd brieven per dag. ‘Ze vragen om foto's, om truien, om velo's.’
ik: ‘De renners met wie u dat akkoord voor Ronse hebt gesloten, moeten u helpen winnen?’
rik: ‘Als ik win, krijgen ze de vergoeding.’
‘Hoeveel?’