| |
| |
| |
Professor Flam:
Bederver van de jeugd
Voor 20 studenten, onder wie vijf meisjes, sprak prof. Flam over de vormen van atheïsme in de achttiende eeuw in Frankrijk. Afwisselend luid pratend, bijna mompelend en hartstochtelijk citerend. Zich voortdurend geweldig inzettend, meermalen 't voorhoofd met zakdoek wrijvend, en scherp kijkend naar zijn publiek dat hij bestookte. Hier volgen enkele (beknopte) citaten en momenten.
‘'t Satanisch atheïsme, het geloof in het kwade: 'U zult deze vorm nooit bij 't communisme terugvinden. Die is meer voor rechts. Het fascisme leidt ertoe.’
‘Maréchal ging terug naar de oudste tijd, naar de primitieve mens, die geen god nodig had. Hij leefde in z'n familiekring, in de natuur.’
‘In werkelijkheid is het de moraal van de rijk geworden mens, van de rijke burger. Het is een typisch Vlaamse moraal. Een kruideniersmoraal. We zijn klein in menig opzicht. Maréchal vond het geen zin hebben om 't bestaan van God te bediscussiëren. Wel had het zin de deugd te beoefenen, te luisteren naar de stem van 't geweten. Marx antwoordde hierop dat 't geweten nogal metalig klinkt.’
‘Lamettrie (1709-1752) is de voorloper van Freud. Hij moest Frankrijk ontvluchten vanwege zijn geschriften, die niet meer katholiek waren. Een aantal werd in Amsterdam gedrukt. De gedachte van Lamettrie over 't lichaam is interessant. Hij ziet het als een machine in de zin van de Grieken, die de machine beschouwden als het fundament van het leven. Dat is dus het lichaam en het lichaam heeft geen moraal. De mens die zich
| |
| |
fysiek uitleeft, heeft God (volgens Lamettrie) niet nodig. Hij schreef een lofzang op de lust, was de eerste die stelde dat lichaam en ziel één zijn (psychosomatie). Waar 't op aankomt, is onschuldig te zijn, zei Lamettrie. Het is de schuld die de mensen immoreel maakt. Hij was tegen vervolging van wat dan ook, tegen gevangenissen, tegen zelfverwijt. Want wie zich zelf verwijt, gaat ook anderen beschuldigen. Het is spijtig dat men zijn diepe gedachten in zijn tijd niet gevat heeft. Men vond hem gevaarlijk, hij kon de vrouwen niet met rust laten. Hij spreekt tot ons.’ En (met bijna tedere toewijding) over Diderot (1713-'84): ‘Die man dacht altijd. Als hij at, als hij achter vrouwen aanliep. Een denkende explosieve figuur. Men ziet 't als men in z'n werken (47 banden) leest en de brieven aan zijn maîtresse, die hem in '78 gevangenisstraf gekost heeft. Hij was de laatste universele mens, bespeelde alle instrumenten, schreef gedichten, heeft het theater vernieuwd. Hij beleed een ongelofelijke verheerlijking van de hartstocht. Een mens, zei hij, doet niets goed zonder hartstocht. Het christendom wijst hij af, ten eerste het geloof aan wonderen. Wie in een wonder gelooft, is de slaaf die afhankelijk is van zijn heer, die iets moet doen, wat hij niet verwacht. Hoofdeigenschap is de onoprechtheid. Verwaand zijn en ijdelheid zijn elementen van kwade trouw. De hartstocht is het fundament van dit atheïsme. Maar 't verschil met Lamettrie is dat deze de hartstocht richtte op de seksualiteit. Diderot eist dat men alles ten volle doet. Hij eist engagement. Diderot is verwant aan Sartre en andere linkse existentialistische hedendaagse denkers.’ (Gaat uitvoerig in op zijn leer en komt via zijn zich niet tot de massa wenden, op Voltaire, die pamfletten schreef.) ‘Voltaire geloofde aan niets.’
Een student: ‘Dat is niet waar.’
Prof. Flam: ‘Hij geloofde in de centen, dat was zijn god misschien.’
Student: ‘Hij geloofde in de mens.’
Prof. Flam (zeer agressief): ‘Helemaal niet. U moet lezen over z'n haat tegen de joden.’
Student: ‘Maar in z'n geschriften...’
Prof. Flam: ‘Ja, die verkochten goed. Ja (glimlachend), ik heb u gekwetst misschien (doodse stilte). Voltaire was een grote bour-
| |
| |
geois, een typisch liberaal. Niet in de hedendaagse zin. 't Was een meneer. De liberalen hadden toen meer karakter dan de socialisten nu. We zijn zo ontkleurd.’
‘Ik ben de bederver van de jeugd. Ik ben 't zwarte beest.’ Aan de voet van Albert I, te paard, was een krans gelegd van bolle chrysanten, door (grote gouden letters op een wit lint) Elisabeth.
Ik stond hier stil om gegevens te noteren over 't Zwarte Beest dat net haastig de straat overstak: prof. dr. Leopold Flam.
Ik ontmoette hem toen hij de Koninklijke Bibliotheek uitkwam, hij moest naar de Vrije Universiteit. Die avond daarvoor had ik, omdat geen mens mij zijn geheim telefoonnummer wou zeggen, een ingewikkelde tocht naar z'n huis gemaakt.
Per trein uit Brussel naar Vilvoorde, dat een vervallen station heeft en zuinig verlichte straten daaromheen. Wie per taxi verder wil, wordt naar een van de cafés aan de overkant gestuurd. Ik bekeek in een daarvan, terwijl ik wachtte, een foto van een Belgisch soldaat. Een aardige jongen met zwarte snor en in 't pak met 't schuine petje uit '14-'18. Het stond, ingelijst, op een soort podium naast de tapkast. Ik vroeg wie het was en men wees me een oude roerloze man, bij de kachel. De taxichauffeur die me kwam halen, zei dat Koningloo, waar prof. Flam woonde, nogal ver was. Hij zei ook dat Vilvoorde industriegebied was en we reden over lange, rechte wegen met aan weerskanten donkere velden, tot we de nieuwe straten bereikten. Uit het huis van prof. Flam kwam alleen 't gebas van een hond en de buren wisten, dat mevrouw was uitgegaan en een hoed op had, vanwege die hoed dachten ze, dat het wel laat zou worden. De chauffeur zei dat ik voor niets mee terugmocht, wat ik dus deed. In Brussel, vlakbij Gare du Nord, at ik Spaanse rijst en bij de derde hap kwam de kok, op enkele meters afstand, in het lokaal zitten. Hij vroeg of het naar m'n zin was en begon hevig te praten over het egoïsme in de wereld, de oorzaak van oorlogen en misère. Toen ik de rijst op had, wist ik dat hij Italiaan was, ongetrouwd en in het etablissement slechts 5000 franken verdiende. Opdat ik hem kon schrijven, zodra ik in
| |
| |
Amsterdam een plek voor hem had gevonden waar hij Europees kon koken voor 8000 franken, schreef hij z'n naam: Jesus Tarraja, Rue de Progrès 19.
In het hotel van de mooie Vlaamse, waar ik vorige keren logeerde, was geen plaats, vanwege - zei ze - de twee grote conferenties in Brussel. Ze belde voor mij een collega, die nog een kamer over had. Het bleek een met zorg op de erotiek afgestemd vertrek, gelegen tegenover de nachtclubs Tabou en Eve. Op de stoep voor Eve stond een oude klantenwerver, die tot in m'n slaap in de handen klapte en ja-ja-ja riep.
De volgende dag leidde het toeval me langs de eeuwige vlam, met aan weerszijden de bronzen leeuwen en langs een dagbladfoto, waarop te midden van een menigte een zeer magere man met een fakkel. Onderschrift: de eeuwige vlam arriveert te Brussel. Kort daarop maakte ik m'n eerste afspraak met prof. Flam om 3 uur in Square Servais, Presses Universitaires, kluis 200.
De kluis is een kamertje, in het gebouw van de Vrije Universiteit, er is net genoeg plaats voor een bureau en twee stoelen. Prof. Flam is klein en z'n bovenkant in zeegroen vest stevig, z'n haar is dik en grijs en manen-achtig, zodat een lok vaak over z'n voorhoofd hangt. Zijn blik is grijs en menselijk. De gebaren van de kleine mollige handen zijn snel, z'n manier van praten is het ook. Er is nooit een aarzeling bij. Soms begint hij vrij luid en als het belangrijkste van wat hij te zeggen had eruit is, maakt hij z'n zin iets luider dan mompelend, maar zeer snel af.
Hij noemde zich ‘de bederver van de jeugd’, na mijn opmerking, dat hij, zoals ik gehoord had, invloed zou hebben op de jongeren.
ik: ‘En voor wie bent u het zwarte beest?’
prof. flam (luid, beide handen omhoog): ‘Voor de katholieken, de socialisten, de communisten. Voor allemaal.’
En hij noemt de Belgische Socialistische Partij een partij die liberaal lijkt en kleine hervormingen nastreeft. ‘De non-conformist wordt zeer sterk gediskwalificeerd. Van katholieke zijde wordt aanhoudend gehetzt tegen mij tot in 't parlement toe, met leugens en al. Nu proberen ze me dood te zwijgen. In de grond sta ik alleen. Invloed op de jeugd heb ik. Het zijn meest lezers en leerlingen van mij en ik houd veel voordrachten. Maar dat wordt
| |
| |
ook minder, men is begonnen mij te censureren. Van socialistische, communistische, katholieke kant word ik afgehouden, geweerd. Ik ben zonder verband, dat is een groot gevaar. Dat is het gevaar van de ivoren toren, wat ik niet neem. Ik ben geëngageerd. Ik doe mee! Onder de jonge socialisten zijn leerlingen van mij, zo heb ik invloed op de jeugdbeweging. Ik ben bij de Belgisch Socialistische Partij. Ik was communist in mijn jeugd, ik ben het sinds '34 niet meer.’
ik: ‘Veel linksen, bij ons, van voor de oorlog staan nu rechts. Hoe verklaart u dat?’
prof. flam: ‘Dat is het grote probleem van de communistische intellectuelen, die geen houvast hebben en naar 't conservatisme neigen. De contemplatie, de beschouwelijkheid is 't kenmerk van de ontgoochelde linkse intellectuelen. Ik behoor tot de generatie die zich inzette tijdens de Spaanse burgeroorlog. Ik ben niet conservatief, wat niet wil zeggen dat zich niet van mij soms een soort wanhoop meester maakt. Maar ik heb me zelf leren kennen in de oorlog. Ik heb ontdekt dat ik het vermogen heb om uit te houden. Dat is een vrouwelijke deugd. Er gaat nu geen dag voorbij of ik stuit op vijandschap. Het zijn incidenten die ik zelf provoceer.’
Buigt zich naar voren, roept: ‘Ik ben zeer provocant. Ik ga ervan uit dat de aanval de beste verdediging is. Ik ben dikwijls agressief. Niet lang geleden (stem wordt luider en heviger) is me gezegd dat ik verontrustend ben. Ik hoop dat ik het zal blijven. Ik zal blijven spoken. Dat moet in een wereld waar men zes miljoen joden heeft laten afmaken, en waar men nu heeft toegelaten dat de katholieken in Zuid-Vietnam een rol speelden gelijk aan die van de Duitsers. Om van Algerië nog te zwijgen.
Hier heeft men de Congolese kwestie verdoezeld door de schoolstrijd en nu verdoezelt men de zaken met de taalstrijd. Er zijn mensen zoals Van Haegendoren, die leven daarvoor. De nationalistische truc pakt altijd, het is juist wat Hitler gedaan heeft.’
Geweldige uitbarsting naar aanleiding van de onthullende opmerking van dr. Van Haegendoren in De Vlaamse Beweging nu en morgen over de ss, ‘die afgezien van de vele misstappen op een heroïsche wijze heeft gestreden.’
| |
| |
Citeert Aristoteles over de heldenmoed (daden moeten moreel gefundeerd zijn) en Plato: ‘De held is iemand die achteruit kan gaan, die laf kan zijn.’ ‘Ik heb de ss gezien. Ik was in Buchenwald. Ik heb daar gezien wat moed is en heldendom, maar niet bij de ss.’
Veegt met zakdoek over 't voorhoofd, zegt dat de onoprechtheid schering en inslag is in Vlaanderen. Aan alle kanten, ook bij links. ‘U zegt dat ik invloed heb op de jongeren, men zegt dat, ik zie dat niet. Mijn invloed is beperkt. Ik heb meer invloed in Nederland. Als ik daar lezingen houd, heb ik altijd een groot publiek. De jeugd in Vlaanderen is conformistisch. Er bestaat eigenlijk geen jeugdbeweging. Vlaamse studenten zijn alleen geëngageerd als 't gaat om de Vlaamse zaak. Wel worden ze eindelijk een beetje sociaal gericht, maar eigenlijke rebellie, opstandigheid is er niet. Ook niet in wat er geschreven wordt.’
Hekelt (Hugo Claus uitzonderend, die soms stelling neemt) ‘de jonge Vlaamse schrijvers die geen engagement kennen, als een Camus, zoals ook Jef Last gekend heeft.’ ‘De Vlaamse jonge dichters zijn Rilkeaans.’ Laakt het sterke paternalisme en de emancipatie van de vrouw die geweldig te wensen over laat. ‘Op Vlaams literair gebied is er geen enkele schrijfster die boven de kleine lyriek uitkomt, het is allemaal gevoelig tot het uiterste toe. Ver van elke werkelijkheid. Zelfs de vrouwelijke werkelijkheid. Alle afgestudeerde kleinburgers schrijven veel. Men laat zich inspireren door boeken; naar een motief uit een boek, schrijft men een roman. 't Is niet de ervaring die men opdoet. We leven in een maatschappij van verbruikers. Ik verzet me tegen die verbruikersgeest. En ik vecht tegen illusies. Ik zou graag een beweging stichten van jongeren die de werkelijkheid zoeken.
Het grote probleem in Vlaanderen is het ontbreken van werkelijkheidszin. En de katholieken zijn niet zeer christelijk. In de grond van de zaak hebben ze iets heidens, iets zeer beperkts en paternalistisch, ze zijn dikwijls zeer haatdragend tot 't uiterst. Maar er zijn katholieken die zich van de gettogeest wensen te bevrijden, die links staan en met wie men een zeer oprechte relatie kan hebben, waarbij niet de minste twijfel bestaat dat er sprake is van trucering.
Meer werkelijkheidszin, meer oprechtheid bij de katholieken, dát
| |
| |
is nodig. Het erge is: in Vlaanderen overheerst het autoritarisme en 't conformisme. Het uit zich bij de meeste studenten in 't streven naar een goede baan, een titel. Ze passen zich aan, ze lezen veel en ze doen aan een soort pseudo-revolte, een pseudo-bohème, een fatsoenlijke bohème, ze doen aan de avant-garde. Maar dat is altijd in de achterhoede van Frankrijk. Ze reizen veel en ze hebben niets gezien, ze ontmoeten geen mensen, ze reizen om vrij en losbandig te zijn. Geld te verbrassen. Want ze hebben veel geld. Er is een andere jeugd, waarmee men ook moet rekening houden, een jeugd die zich interesseert in meer dan specifiek Vlaamse zaken, een jeugd die een filosofische inslag heeft. Men vindt ze zowel onder de katholieken als de niet-katholieken.’
Veegt kwaad de nabootsers, de autoritairen, de genieters op de hoop van de grote heren en zegt plotseling zacht en bijna teder dat de verandering moet komen door het marginale type. Door de mensen die zich kunnen opofferen. Teilhard de Chardin is een marginaal type.
‘Bij ons zijn er niet veel. U moet niet vergeten dat Vlaanderen 200 jaar lang geleefd heeft onder druk van vreemden. De Franse katholiek en de Vlaamse katholiek verschillen als dag en nacht. De Franse katholieken zijn meer christen. Hier viert het vervalste katholicisme hoogtij, het conformisme, het gezag, het elitegedoe, de geestesaristocratie, 't algemeen beschaafd gebruik van stadhuiswoorden, het lezen van hoge boeken die men niet verstaat. Er zijn katholieken, ook in Leuven, die zeer breed denkend en ver zijn, maar die dat meestal niet durven tonen. Dat is het drama. Ik stel het niet alleen als politiek maar als levenshouding.’
Hekelt met een lawine van woorden het intellectueel vernis van de kleinburgers, die een conformistische levenshouding versieren door revolutionaire taal. ‘Dat is typerend voor de kleine geest die hier overheerst, vandaar de onechtheid. Die te bestrijden, daar komt het voor mij op aan.’
Stort zich op de vijandigheid die hierdoor ontketend wordt. ‘Ik spreek niet van vijanden, een vijand is mijn gelijke en dit zijn luizen.’ Op de aantijgingen in De Standaard, die zou hebben gesteld dat dr. Flam in werkelijkheid Flamensteyn zou heten, geen Nederlands beheerste en Israeliër was.
| |
| |
ik: ‘'t Is merkwaardig dat het hier vaak voorkomt dat men voor de oorlog rechts was, en nu duidelijk links.’
prof. flam: ‘Natuurlijk zijn ze hier links. De stroming is links. Engeland, Duitsland, Italië, Frankrijk, ook België krijgen linkse regeringen. In België komt binnen 25 jaar een pvda.’
ik: ‘Volgens Theun de Vries is het een overgangsstadium, naar het communisme.’
prof. flam: ‘Néé, néé, dat worden neutralistische regeringen. Er vormt zich een groot neoneutralistisch blok van Zuidslavië tot Oslo. De communistische partijen gaan verdwijnen. Communisme en socialisme versmelten tot neoneutralisme. Eén groot niemandsland. En in Rusland (zit voorover gebogen, de handen afzettend op 't bureau, de blik gericht), in Rusland komt een neokapitalisme. Maar ik weet dat het individu veel kan bereiken door de gedachte van de echt linkse oppositie levend te houden. 't Gaat altijd om de mens en die is niet uit staal en niet uit centen. De kleine kernen, dat is de hoop van de nieuwe tijd. De nieuwe mens. De vrije mens. We hebben marginale mensen nodig. Socialisme is vrijheid. Niet de vrijheid van de bsp, niet die van de pvda. U moet eens met de Jonge Socialisten hier gaan praten. Dat is een interessante beweging. 't Is de enige linkse jeugdbeweging die hier is. De leiders zijn m'n leerlingen Keulers en De Cuyper.’
We rijden naar Koningsloo. Mevrouw Flam schildert stillevens op kleine doeken, die tegen de muur staan. Haar stem is hoog, zacht, haar blik verontschuldigend. Ze schept soep op gebloemde borden. Haar man vraagt me de hond iets van m'n eten te geven: ‘Dan krijgt u zijn vriendschap.’
Hij vertelt over Herman Teirlinck, die goed is en eenvoudig en ‘zo klein als ik, dat troost me altijd.’
‘Maar hij is een grote meneer. Voor mij is hij de grootste Vlaamse schrijver, voor mij is hij jonger dan Hugo Claus. Z'n houding in de oorlog was zo proper als nu. Hij staat links, in de zin van vooruitstrevend, menslievend. Hij is één van de lichtpunten. De tweede is Hugo Claus, de derde Louis Paul Boon.’
Na dit rustig voorspel gaan de registers wijd open bij Vlaanderen. ‘Het is onderontwikkeld, net als Congolees gebied, net als Algerië en Marokko. Er is geen Vlaamse bourgeoisie, alleen een kleine
| |
| |
burgerij. De Vlaming lijkt op de jood, de jood die men veracht. Daarom ben ik overtuigd van zijn toekomst, die is altijd voor de onderdrukten. Op een bepaald ogenblik komt er een geweldige energie vrij.
De Vlaamse katholieken moeten beginnen katholiek te worden. Het zijn heidenen, ze geloven alleen aan centen en aan macht.’
ik: ‘Volgens Mandel zijn Belgen muiters.’
prof. flam: ‘Mandel is een van de groten, maar Belgen zijn geen muiters, het zijn komedianten en geweldige conformisten.’
‘Van Bilsen is een van de katholieken waar ik hoop op heb. Hij is een meneer, wat ie ook gedaan heeft. Het lag ook aan z'n opvoeding. Hij is in '40 naar Berlijn gegaan om over Congo te onderhandelen, maar hij ging in de weerstand. Het soort van Van Bilsen is belangrijk. Het gaat om macht of geloof, om Jezus of het klerikalisme. De hele katholieke pers steunde Franco. Ik kan dat niet aanvaarden. De kerk was anticommunistisch, nu wordt ze links, omdat ze het Oosten niet wil verliezen. Ik zeg dit, daarom zijn mensen als ik gevaarlijk. Het gaat om de kredietbank of om Jezus, democratie is antiklerikalisme.
In de schoolstrijd kwam ik als inspecteur van het onderwijs in bepaalde scholen waar wijwater werd gestrooid. Tegen mij. Ik ben een duivel. Het is anti alles wat in het evangelie staat.
Aan de andere kant hebben katholieken in de oorlog zich prachtig gedragen. Monseigneur Kerkhofs van Luik en meneer Platteau, de christen-democraat. Hij heeft veel joden geholpen. Er zijn weinig linkse katholieken, maar er zijn er die genoeg hebben van het evangelie van de haat. Ik hoop dat we eindelijk tot een samenwerking zullen komen.’
De 15.000 jongeren, die marcheerden voor de beweging van vredelievende weerstand aan de oorlog: ‘Het teken dat de jeugd verlangt naar politieke bedrijvigheid die geen gekonkel met zich brengt.
Ik steun de beweging tegen de kernwapens. Ik heb hierover met een dominee en een pater een gesprek gehad voor de iv, zonder tegenspraak zijn we tot overeenstemming gekomen. Het was in de tijd van Johannes de 23ste... U vroeg me over de ontwikkeling van links naar rechts. Het belangrijkste element is het feit dat communisten in plaats van de vrijheid het autoritarisme kregen.’
| |
| |
Staat op (geweldige emotie): ‘Ik ben uit Buchenwald teruggekomen. We zagen (wijst) Rusland in de verte. Ik was communist geweest. Ik riep Ah Ruski. Toen kwam er een Russische wacht die zei (roept hard) Goy!’
Communisme betekent vrijheid, broederschap, gelijkheid. Vrijheid is in de ander zich zelf eerbiedigen. Als ik iemand een slag geef, geef ik die me zelf.’
Wendt zich van me af. Mompelt: ‘Daarom is wat in de bijbel staat, wanneer men uw linkerwang slaat, keer uw rechter toe, niets. Onzin.’
30 november '63
|
|