‘Ik had altijd gedacht, je zult zien als ik een paar borrels op heb, dan is Kloos dood. Kloos stierf toen ik aan een diner in Den Bosch zat. 's Avonds om 10 uur kwam het bericht door. Ik zat net aan de cognac. In die tijd moest je kopij, als je die per trein als perspakje verstuurde, een bepaald gewicht hebben.’
Hij vroeg de kelner een plavuis (platte tegel). ‘Ik schreef het stukje, ik had mijn rechterhand toen nog en de kelner met witte handschoenen kwam op een zilveren blad de plavuis brengen. Het stukkie was rot, maar die plavuis hadden ze in de keuken schoongewassen. Evengoed was Kloos dood.’
‘Eigenlijk heb ik als journalist het liefst gedaan wat heel snel moest.’ Besluit (in de lach schietend) zijn verhaal over het stuk dat hij op de valreep moest schrijven over de Zweedse Nobelprijswinnaar van 1935. ‘Wat je daar dan van maakte, van zo'n vent waar je eigenlijk niets van wist. Het ruwe werk, dat heb ik graag gedaan. Ik kan het me nu niet meer veroorloven.’
Zegt over Romme: ‘Hij lijkt mij een zeer onpraktisch man.’
‘Waarom?’
‘In het gijzelaarskamp was een directeur van de Hoogovens en iemand die aan het hoofd stond van Openbare Werken. Ze wisten niet waar de vuilnisbakken moesten staan. Er was maar één man die de plek aanwees, waar iedereen bij gebaat was, dat was Vestdijk. Conclusie: De onmiddellijke visie op de knooppunten van ruimte en tijd heeft alleen de kunstenaar. De meest praktische mensen zijn musici, beeldhouwers, schilders, dichters, dansers. Ik bedoel praktisch, niet in de zin van bedreven zijn in het invullen van een belastingbiljet.’
Begint met woorden te goochelen, lanceert paradoxen: ‘Wie eeuwigheidsduur heeft, heeft tijd, ook als hij geen tijd heeft.’ Stelt Milton, die precies wist wat een puritein met zijn gedichten kon doen tegenover Debussy, wiens plezier het was ‘maar raak te Debussiëren.’
Mompelt, snel uitblussend, dat voor iedereen het moment komt dat hij weet: dit is praktisch mogelijk binnen mijn vermogen. En roept: ‘Pas op hoor, pas op, dat durf ik niet te zeggen, omdat ik geloof dat wanneer iemand een talent in zich heeft, dit zich ook uit. Wie schrijven kan, schrijft.’
a.v.d.: ‘Vergeet niet dat we nu een zekere eerbied hebben voor