Het zaad(1944)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Het octaaf Eerste kwattrijn [pagina 15] [p. 15] De boomen Hoe licht afhank'lijk van de prille winden vindt over weide, water, park en straat het vlind'rend zaad en 't zilverdons der linden zich, afgezworven, zacht een toeverlaat. Als een aldurend aarzlend uitgaan in de bezonnen sfeer en zóo vervoerden staat schijnt het twee eeuwigheden te verbinden; wat opgaand sterft en dood weer opgaan laat. Hoe zwerven vreugdig uit de groote boomen de zaden heen in hun verheven spel zoo jaar na jaar en blijven zwijgend stroomen. En hoe weer altijd nieuwe illuzies droomen in kinderoogen, teer befloersd en hel en lachen kort en worden meegenomen. Vorige Volgende