Het zaad(1944)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] De winter De leege akkers liggen God bevolen, ontbloot en weerloos in den overval. De zeisslag vlijmt en de kristallen dolen door een volstrekt meedoogenloos heelal. 't Ligt ál versteend, verstoven en verholen; de halmen dommelen naast den goeden stal. En in de ronde basiliek der molen rumoert de psalm tot danken boven al! Voorbij het uur van sikkel, wan en spade, voleindigd de verwachting en vervuld. De dagen donkren... en besteld de zaden. Het lied volzongen en de pijn geduld. Nu rest nog slechts 't geloof en de genade, dat Gij't na deze weer doen bloeien zult. Vorige Volgende