Het zaad(1944)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] De zomer De volle verten tintelen en stroomen halfweg ter spits van de verstikte kerk. Met loome handen weren zich de boomen tegen een bries uit het gestapeld zwerk. Het vee en de vermoeide schelven droomen. De bloemen zwijmelen over berm en perk. En alles wacht, tot brekens toe volkomen, verblijd van dragen en tot sterven sterk. De nachten zijn doorstuwd van zoete vlagen en aan de horizonnen soms wéerlicht een dralend onweer zonder donderslagen langs 't heete graan, ontsteld van aangezicht. Het licht komt laaiend over 't leven dagen, dat als van weelde achterover ligt. Vorige Volgende