Het zaad(1944)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Voorzang Kwattrijn der getijden [pagina 10] [p. 10] Het voorjaar In een weer diep en hemelsch ademhalen dorst de natuur naar haar verrijzenis. De grond geurt zwaar naar vuur en naar metalen en 't zwelt uit strakheid en uit wildernis. De twijgen glimmen en de regenstralen bezwangeren d'uitgestrektheid fel en frisch. Tot plots de zon in een zoel nederdalen gelijk één groot verrukt omhelzen is. De uren wiss'len tusschen gloed en kilte - En er is onrust, diep en onderling. Op mond en oogen zinken droom en zilte... Wat komend is, zwenkt in een vogelzwing. En ons verlangen, groeiend uit de stilte, zoekt naar d'ontraadsling en bevrediging. Vorige Volgende