Het zaad(1944)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] DE DICHTER MARTIEN BEVERSLUIS EN ZIJN VROUW naar een schilderij van han van meegeren [pagina 5] [p. 5] Introductie Wij zijn verwaaiend zaad... en dit is al. Een kleine vonk in een ontzag'lijk branden. Een tengre grashalm in een groot gedein, zelfzuchtige strijd en eeuwige offerande. En d'aarde is een korrel uit Gods handen en ieder zaad is als een gansch heelal. Wij zijn als droppelen in Zijn fontein bij 't jagend opgaan duizenderlei lusten. En elke drop beeldt in haar evenbeeld slechts kort de wereld tot zijn verste kusten. Tot wij weer nederzinken en berusten om daar de grond voor nieuw geruisch te zijn. Wij zijn de deelenden en zijn verdeeld in 't menigvoudig aanschijn der geslachten. En allen eender zijn wij geen gelijk in ons verliezen, geven en betrachten. Wij zijn in handelen, wezen en gedachten als spelende en wòrden slechts bespeeld. [pagina 6] [p. 6] Zooals de vruchten vallen wij in 't slijk en als de bladeren worden wij vertreden onder de schreden van den zekren tijd; wij zijn als wolken, opgaand en vergleden en als insecten, wemelend beneden in een vergáand en juichend koninkrijk. En worden stuurloos naar elkaar geleid en vinden ons als stuifmeel in de winden en zien verwonderd in het pril gezicht van onze kind'ren, die zich vreemden vinden in onze oogen en het lichtverblinden, waaruit zij werden, in vroegste zaligheid. Het is een schrikbewind of schoon gedicht al wat reeds stervende hier wordt geschapen. Het teederst kiemen worstelt naar zijn dood en jubelt naar 't vergaan en weer ontslapen, waarheen 't verlangt en werend loopt te wapen, O! hoogste zin... of redeloos gericht... [pagina 7] [p. 7] O! liefde, die de liefde van zich stoot en achteloos verslingert en doet lijden. Geen brug buigt over deze diepste kloof, dat wij éen willen worden door te scheiden en door de smarten enkel ons verblijden en elk geluk weer hunkert naar den nood. En al ons weten is een arme schoof, die zonder grond wat wederkeert zal schragen. Wij zijn verwaaierd zaad en dat is al... Maar dragende... zoo worden wij gedragen door alle lenten heen en winterdagen in een gerust maar raadselvol geloof. Vorige Volgende