Uit de wijdte(1943)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Sneeuwpop Te midden van het joelen en krakeelen der drukke schooljeugd, traag nog overvlokt, staat op het pleintje, aangerold door velen de groote sneeuwman, plomp en blank-gerokt. Maar als het carillon begint te kweelen vanuit den torentrans met dons beblokt, komt slechts de straatmusch in het stuifsel spelen voor zijn karbonkelblik en armgestokt'. IJl aangezweefd, zacht aangespeeld van boven, door kinderhanden lachend saamgeschoven, o poëzie! manhaftig uitgestald; voor 't duister afzien is geen mosch verstoven, Breid toch die armen niet! wie wil 't gelooven? 't Is alles dwaas wat uit den hemel viel. Vorige Volgende