Uit de wijdte(1943)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Stroobloemen Breng uit den hof, die naar de herfst gaat hellen, en waar de dalia gloende òverhuift; een lage tocht de asters doet ontstellen en 't afgezonkne langs de aarde schuift; breng mij voor 't laatst een handvol immortellen, nu geen verwachting mij weer tegenwuift, dat mij hun dood nog stralend zal vertellen: er is een schoonheid, die geen tijd verstuift. Want wat wij deden en wij wilden wezen hoe bleek het eindlijk alles veeg en broos. En al de weelden, die de bijen lezen, 't verliest hun verve en 't wordt reukeloos. Maar wat de zon zòo droeg in 't hart als deze, het moge sterven, want het leeft altoos. Vorige Volgende