Uit de wijdte(1943)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Najaarslaan Traag elkaar volgend dwarrelen de blaren als groote vlinders door de hooge laan, het fronsend brons uit de kastanjelaren en het verbleekend goud van de plataan. Ik zie hen wapprend op de weiden waren of zigzag zinkend langs de stammen gaan, De minste windtrek, die door 't hout komt varen, blaast vlam na vlam van elken kandelaar. De oude illusies en de luchtkasteelen, vergroeide wrok, tot in het spint verhard; een hoogre wijsheid komt het al doorspelen tot een blijmoedigheid of licht verward. En wij zijn naakt, maar in ons zelf verheelen wij weer een bloei, zooals het kinderhart. Vorige Volgende