Uit de wijdte(1943)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] De verstoring In koelen vrede spieglen zich de vennen waarin de lisch en de libelle bleekt - tot plots het weerlicht met verscheurend schennen den boom klieft, dondrend en doormidden breekt. De vogels dwarrelen op verschrikte pennen op de bosschage waar de wind opsteekt. En jonge herten vluchten uit de dennen onder het woord dat langs den hemel spreekt. Gij komt mij toegestormd met bleeken monden.... Hoor toch en zie hoe 't warrelt en rumoert! Het leven kreunt en bloedt uit duizend wonden. Uw hart zij stil en worde niet ontroerd. De wind weer legt zich en het zeer geschonden wordt weer het nest waarop de duif roekoert. Vorige Volgende