Uit de wijdte(1943)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] De nettentak Er staat een tak, ontbladerd en verdronken rechtop in 't water van 't bevloeide wad. En draagt het net, waar 't lager zwin, volschonken, de visch verschalkt en al het zilver vat. Soms staat zij stil, van perlemoer omblonken en vloeit haar schaduw over 't vleiend vlak. Dan, fel bezweept, òprijzend en verzonken staat zij, wild zwenkend, van tumult bespat. Voor het oneindig zingen argloos open, diep van onzichtbre machten fel beslopen, ijl en geslingerd voor een grootsch verschiet; van schoonheid's lust en huivering bekropen, maar boven neergang en het hoog wanhopen, hart, wees standvastig hier en wuif uw lied. Vorige Volgende