Uit de wijdte(1943)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Aan den zeedijk Om zóó aan zee de verten 't overstaren en 't grijs gerimpel en het wijd opaal...... en d'aangeslibde dieren met hun scharen het steen zien tasten uit hun diep gedwaal...... en aan den rand de wieren zich zien garen tot een berusting aan bazalt en paal, en bank tot bank de meeuwen af zien varen boven der ebbe simple karteltaal...... Ben ik zóó ver of zóó te kort gekomen, dat ik hier rustloos en gejaagd van droomen alleen een punt zoek aan den overkust? Waaròm nog meer dan dit oneindig stroomen? Want alles komt en wordt weer meegenomen gelijk dit wier, dat aan de glooing rust. Vorige Volgende