Uit de wijdte(1943)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Voorover in 't gras Voorover in het gras en door mijn haren de wind van Juli vleugelgroot en zoel. Maar bij mijn hand, diep onder 't wolkenvaren de kleine wereld, glinsterend en koel. Wat is er veel en lieflijks te ontwaren in deze wouden, met hun gekrioel van klimmende insecten en het klare vonken van kroontjes en wuft windgewoel. Wie van de menschen moe is en hun klagen, de nutteloosheid van hun strijd en jagen, die bukke zich voorover en misschien dat hij òpziende 't weer opnieuw wil wagen, om als het gras te buigen en te dragen en God in 't kleine goed en groot te zien. Vorige Volgende