Uit de wijdte(1943)–Martien Beversluis– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] De jasmijntak Ja, zet ons deze zachte vlinderblanke zwier'ge jasmijntak in mijn kamer neer, Dat uit de schaduw mij haar witte ranken toereiken zullen geurenzwaar en teer. En laat mij uw ivoorbleek tegenspranken, kleine verliefheid, met uw telkens weer viervoudig opslaan van uw kelk als klanken die kort afbreken bij het eerst begeer. Door alle vluchtigheid en sleur en kwijnen, langs alle hardheid en den tijd, die dort, dat een gelaat, een levend licht verschijne; een hand, die wenkt, wat zon langs de gordijnen, een vriendlijk wuiven voor het schemer wordt, dat ik het weet... er blòeien nog jasmíjnen... Vorige Volgende